Donderdagavond 13 oktober 2016, kwart voor acht. In het laatste kwartier van ons congres over professionele ruimte van docenten in het vo, reflecteren wij met alle deelnemers over de opbrengsten van de dag. Het congres vormt de afsluiting van een tweejarig onderzoeksproject naar professionele ruimte van docenten die deelnemen aan traineeships, promotiebeurzen of professionele leergemeenschappen.
Voor mij zijn die laatste vijftien minuten een perfecte afsluiting van de congresdag. Er was een open sfeer om elkaar te bevragen en elkaars expertise te benutten. Juist op een congres over professionele ruimte is dat mooi, want een dialoog vanuit een open houding voor elkaars perspectief en expertise kan ook op scholen een startpunt zijn om vorm te kunnen geven aan professionele ruimte. In die dialoog zouden geen onnodige tegenstellingen tussen leidinggevenden en docenten moeten worden geschetst, waar gastspreker Bas de Wit van de VO-raad in zijn bijdrage voor waarschuwde, maar moet vrijheid zijn om elkaar te bevragen en te begrijpen.
In het bijzonder bij een begrip als professionele ruimte is de dialoog belangrijk, omdat er zo veel betekenissen aan gegeven kunnen worden dat je het risico loopt om langs elkaar heen te praten. Lars Tummers van de Universiteit Utrecht benadrukte in zijn presentatie dan ook dat professionele ruimte geen heilige graal is, maar vooral moet draaien om zinvol docentschap. Wat dit concreet betekent, werd duidelijk in de presentatie van Leraar van het Jaar 2016 Rachel Baan, die aangaf dat professionele ruimte wat haar betreft betekent dat zij de methodelessen los kan laten, omdat haar eigen ontworpen lessen veel beter aansluiten bij wat haar leerlingen nodig hebben. ´Professionele ruimte betekent ruimte voor de passie voor mijn vak en de leerlingen,´ aldus Baan.
Persoonlijk denk ik dat juist bij zo’n concreet voorbeeld professionele ruimte van leraren betekenisvol wordt. In die concretisering ligt wat mij betreft dan ook de meerwaarde van ons onderzoek naar professionele ruimte. We hebben op systematische wijze in kaart gebracht hoe leraren en schoolleiders vormgeven aan professionele ruimte en bieden daarmee inzicht in de uitdagingen die in de onderwijspraktijk naar voren komen.
Zo blijkt onder andere dat trainees van Eerst de Klas en Onderwijstraineeships kunnen worden geconfronteerd met hoge verwachtingen vanuit de school en het traineeship, terwijl velen van hen eerst nog tijd nodig hebben om zich het docentschap eigen te maken.
Een aantal leraren uit professionele leergemeenschappen (PLG) voelt zich vrij om op basis van wat ze leerden in de PLG bij te dragen aan schoolontwikkeling, terwijl anderen daar op hun school weinig mogelijkheden voor zien.
En terwijl de ene promoverende leraar veel interesse proeft bij zijn collega’s voor zijn onderzoek, merkt de ander dat door zijn promotieonderzoek een afstand ontstaat tussen hem en zijn school.
In al deze voorbeelden komt terug dat de schoolomgeving een belangrijke rol speelt in hoe leraren professionele ruimte ervaren.
Op hun beurt hebben schoolleiders daar ook zo hun ideeën over. De opvattingen van schoolleiders over het optimaal inrichten van professionele ruimte zijn samen te vatten als het aftasten van verantwoordelijkheden. Hoeveel ruimte bieden we leraren zodat zij zich kunnen ontwikkelen en een bijdrage kunnen leveren aan schoolontwikkeling en wat is daarin de verantwoordelijkheid van de schoolleiding? Een delicate balans die zich het beste toont wanneer wederzijdse verwachtingen expliciet worden gemaakt.
Vormgeven aan professionele ruimte vereist dus een open dialoog, geworteld in de onderwijspraktijk. In dat laatste kwartier realiseert ik mij hoe krachtig een dergelijke dialoog kan zijn en hoe alle betrokken elkaar scherp kunnen houden.
Tegelijkertijd zijn tijdens het congres ook weer nieuwe vragen opgeroepen. In ons onderzoek is professionele ruimte voornamelijk benaderd op persoonlijk niveau, terwijl bijvoorbeeld het rapport van de Onderwijsraad dat een aantal weken geleden over professionele ruimte verscheen, zich vooral richt op de gezamenlijke professionele ruimte. Wij hebben in kaart proberen te brengen hoe docenten zelf professionele ruimte creëren en benutten, maar hoe krijgt het gezamenlijk benutten en creëren van ruimte vorm? Genoeg stof dus om nog over na te denken.
Pieter Boshuizen is als interviewer (en eerder als stagiair) betrokken bij het onderzoeksproject ‘Professionele ruimte in het voortgezet onderwijs’ dat wordt uitgevoerd door onderzoekers van de universiteit Leiden, universiteit Utrecht en de Radboud universiteit (gefinancierd door NRO).
Benieuwd naar meer informatie over het congres en het onderzoek? Kijk dan hier.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven