Bij zijn afscheid moet hij behoorlijk huilen, maar kort daarna schrijft hij een ontroerend briefje aan zijn moeder: ‘Lieve moeder. Mijn verdriet is al over, hoor. We hebben vanavond aardbeien gegeten. Zal ik eens vertellen wat ik graag zou willen hebben als ik thuis kwam? Ja? Nou, dan zeg ik een fiets. (…) Nu gaat de directrice voorlezen in het bos. Ik zal maar gauw zorgen erbij te zijn. Er wordt voorgelezen uit “Haantje Pik”. Nu, dag hoor! Gerard.’ Na vier weken schrijft hij trots dat hij flink is aangekomen: vijf pond en één ons. Hij heeft inmiddels een ander cadeau op het oog: ‘Krijg ik een schooltas als ik terugkom? Zo een als Karel heeft?’
In de lagereschooltijd van Gerard Reve is Nederland bezaaid met vakantiehuizen waar zwakke kinderen wekenlang kunnen verblijven om weer op krachten te komen. Vooral kustplaatsen en bosrijke streken zijn populair. Zon, zee, duinen of bossen moeten verzwakte kinderen uit arme gezinnen een gezonde omgeving bieden, weg van de bedompte en overbevolkte steden.
Het idee om schoolkinderen in de leeftijd van drie tot veertien jaar naar een ‘herstellingsoord’ te sturen komt van een aantal liberale artsen, beter bekend als de ‘hygiënisten’, die een verband zien tussen gezondheid en leefomgeving. Na een golf van zware epidemieën rond 1870 dringen zij aan op maatregelen om verdere uitbraken te voorkomen. Een van hen, de bekende arts Coronel, schrijft in 1882 een aantal spraakmakende stukken over de erbarmelijke toestand waarin veel armoedige schoolkinderen verkeren en dringt aan op de inrichting van vakantiekampen. Frisse buitenlucht, beweging en stevige voeding zouden weleens wonderen kunnen verrichten waardoor veel voorkomende ziektes als tuberculose, bloedarmoede en bronchitis voorkomen of zelfs genezen kunnen worden. De geïsoleerde omgeving, ver weg van de ‘onbeschaafde invloed’ van de ouders, biedt gelijk een mooie gelegenheid om de kinderen nette omgangsvormen en hygiëne bij te brengen. Voor veel van hen is het immers de eerste kennismaking met een stuk zeep en een tandenborstel.
Mooie gelegenheid om
omgangsvormen en hygiëne bij te brengen
Na de publicaties van Coronel volgen al snel de eerste initiatieven. In 1883 sticht de regentes van een Haarlems weeshuis, mevrouw Cnoop Koopmans, met financiële steun van haar man een vakantiehuis in Zandvoort voor Haarlemse scholiertjes. Twee jaar later wordt het ruimere ‘Kinderhuis’ betrokken waar steeds groepen van 25 leerlingen drie weken lang kunnen verblijven. Ook dat huis groeit uit zijn voegen. Daarom wordt in 1901 een groot Zwitsers chalet bij de vuurtoren gebouwd. In de beschildering van de bovenste ramen worden lelies aangebracht om de reine en onbedorven kinderziel te symboliseren.
In hetzelfde jaar neemt de directeur van de Rijkspostspaarbank, A. Kerdijk, een proef met uitzending van twintig Amsterdamse kinderen van 8 tot 12 jaar naar een eenvoudig hotel in de omgeving van Austerlitz. Ook dat kleine begin groeit uit tot een omvangrijke onderneming. In 1887 start de Amsterdamse vereniging een heel groot koloniehuis in het Kostverloren Park in Zandvoort; na elk vakantieseizoen wordt aan de Amsterdamse schoolhoofden gevraagd of er verbetering is opgetreden: naar lengte en gewicht, levendiger geest, orde en ook ‘toegenomen reinheid en netheid’. De Zandvoortse kolonie is heel streng naar de ouders: wanneer familie op bezoek komt, worden de kinderen onmiddellijk teruggestuurd.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw brokkelt het vertrouwen in alle bekende elementen van de kinderuitzending af, zoals het stipt op de klok slapen, wandelen, melk drinken en papeten. Er komt meer aandacht voor de individuele therapie en de rol van de ouders daarin wordt belangrijk. De koloniehuizen worden verbouwd. Het tijdperk van de massale uitzending van bleekneusjes en hartverscheurende briefjes naar huis loopt dan definitief ten einde.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Deze column verscheen in Didactief, juni 2016.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven