Lesgeven is een ambacht. Echter staat dit vak onder druk. Er is een disbalans tussen theorie en praktijk. Dit was niet wat de nestor van de pedagogiek Martinus Langeveld (1905-1989) voor ogen had. De school moet namelijk een compromis zijn tussen de positivisten (onderwijskundigen) en de romantici (leerkrachten).
Een recent overleden collega zei altijd op studiedagen tegen mij: ‘Gijs, met al die cursussen, certificaten, nascholingen kan ik een muur volhangen. Dit is allemaal verspilling van geld! Gewoon goed lesgeven, niet meer en niet minder.’ Ik zag dat relatie, passie en vertier altijd hoog bij haar in het vaandel stonden. De leerlingen en ook collega's liepen met haar weg! Haar vakmanschap was een ware inspiratiebron.
De grootste dooddoeners zijn al die onderwijskundige trends over de leraar als coach, de zogenoemde 21st century skills die leerlingen voorbereiden op een snel veranderende wereld, enzovoort. Die trends dragen bij aan de dehumanisatie van de leerling. Met als gevolg dat we het kind niet meer zien als mens, maar als een machine die we kunnen herprogrammeren met een onderwijskundige code. Helaas is dit steeds meer de definitie van goed lesgeven, terwijl relatie, passie en vertier de boventoon moeten voeren.
Allereerst is het functioneren van een klas altijd het gevolg van de relatie die een docent met zijn klas heeft. Het succes van elk leer- en werkklimaat hangt hier vanaf. Niet voor niks luidt het credo: zonder relatie, geen prestatie.
Daarnaast zijn wij sociale wezens en willen we contact met elkaar. Ook de leerlingen, want in dat gedwongen collectief wat een klas heet, zoeken zij geborgenheid. Dit kan jij als docent geven door hen te zien, want zij willen kletsen, een bijdrage in de les hebben en zich competent voelen.
Ten tweede is passie de lijm waarmee de docent elke les de puzzel legt. De les moet betekenisvol zijn en een aandachtsrichter, afwisselende werkvormen, directe instructie en een evaluatiemoment bevatten. Kortom hij levert kwalitatief hoogstaande lessen. Daarnaast zorgt passie voor een gelukkige leraar, want hoe geweldig is het dat je elke dag van je hobby je werk kan maken. Deze energie straal je tevens naar je leerlingen met als gevolg een meer gemotiveerde klas. Zei onderwijsguru John Hattie niet dat een gelukkige leraar, de beste leraar is?
Tot slot zijn wij voor de leerlingen een verkapte clown. Zij moeten jarenlang verplicht vijf dagen in de week in een lokaal zitten en luisteren naar een volwassene die hen iets probeert te leren. Om zijn vak over te brengen moet een docent als een Arjen Lubach de stof bij de leerling aan de man brengen. Want zeg nou zelf, denk je werkelijk dat een 15-jarige speciaal voor de inhoud van jouw vak naar school komt?
Daarentegen komt de leerling wel voor jou, want jij bent de spil tussen hun interesse en het vak. Negen van de tien keer zie je dat leerlingen een vak leuk vinden, omdat de docent het kan verkopen. De docent is het vak en niet andersom.
Verder zijn niet voor niks de populairste leraren op school diegenen die relatie, plezier en vertier hoog in het vaandel hebben staan. Zij beheersen het vakmanschap en zien de leerlingen als mens. Desalniettemin is het niet verkeerd om kennis van onderwijskundige theorieën/ ontwerpen te hebben als docent. Laat ze echter een werktuig uit je gereedschapskist zijn en niet de leidende draad. Want vakmanschap is en blijft meesterschap.
Gijs Korenblik is docent geschiedenis en maatschappijleer. Hij schreef deze opinie op persoonlijke titel.
Dit artikel is eerder op 31 augustus verschenen in De Stentor.
Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken. |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven