In het onderzoek naar interactie in de klas is dit fenomeen bekend geworden als de IRE, een opeenvolging van handelingen waarin de docent een 'initiatie' doet (meestal een vraag), de leerling een 'respons' doet, en de docent vervolgens de juistheid van die respons 'evalueert' waarmee hij verraadt, voor wie het nog niet wist, dat hij het antwoord op zijn eigen vraag al kende. Dat is de reden waarom zulke docentvragen vaak 'testvragen' worden genoemd: de docent gebruikt de vraag om te testen of de leerling de stof kent of heeft begrepen.
Inderdaad kunnen docentvragen worden gebruikt als testvragen. Bijvoorbeeld als de docent nagaat of de leerlingen de tafel van 4 kennen met vragen als '8 keer 4 is?'. Maar als het echt altijd testvragen zijn, dan zijn ze soms wel erg ongelukkig uitgevoerd. Uit onderzoek naar taalgebruik in de interactie tussen docenten en leerlingen blijkt namelijk vaak dat die vragen zo worden gesteld dat je het antwoord kunt raden zonder dat je de stof hoeft te beheersen.
In een wiskundebrugklas waar ik video-opnames maakte, hielp de docent een leerling om cijfers voor een grafiek op de juiste as te zetten: Niet alleen door de leerling te vragen op welke as ze moesten, maar door intussen ook een horizontaal gebaar met z'n hand te maken. In een andere klas vroeg een docent Nederlands 'maar is dit wel een werkwoord?'. U en ik hoeven de stof van die les niet te kennen om te weten dat 'dit' dus geen werkwoord was. De vraag is zo geformuleerd dat hij de leerling stuurt naar een nee-antwoord.
Zijn dit onhandige docenten die hun vragen zo vormgeven dat de leerling het antwoord erop kan afleiden uit een gebaar of uit de vorm van een vraag? Als het inderdaad testvragen waren, dan zou het knap sullig zijn om het antwoord zo te verraden. Maar zo dom zijn docenten in de regel niet. Deze twee docenten gebruikten die vragen niet om te testen of de leerling het wist, maar om die leerling iets duidelijk te maken, namelijk dat die cijfers op de horizontale as moesten, en dat dit hier geen werkwoord was. Ze testten de kennis van de leerling niet, ze produceerden kennis. En ze deden dat door vragen te formuleren die hun eigen antwoord al verraadden.
Meestal zien we dan ook dat die docenten niet alleen het antwoord evalueren, maar ook nog eens uitleggen waarom dit antwoord correct is. Ze interpreteren het goede antwoord dus als kennis die nog niet helemaal begrepen is en ze gebruiken de vraag naar de bekende weg als een didactisch middel om hun leerlingen iets te vertellen door ze het zelf te laten zeggen. Vragen lijken te dienen om informatie te krijgen, maar docenten zijn er in geslaagd ze te gebruiken om informatie te geven en direct na te gaan of de informatie ook is aangekomen.
Tom Koole is per 1 augustus 2013 aan de Rijksuniversiteit Groningen benoemd tot hoogleraar Communicatie- en Informatiewetenschappen, in het bijzonder: taal en sociale interactie. Hij doet onderzoek naar taalgebruik in gesprekken, in het bijzonder de interactie tussen docenten en leerlingen.
Gepubliceerd op 31 oktober 2013.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven