In de moeite die leren kost, schuilt wezenlijke pedagogische waarde, betoogde ik onlangs op Didactief Online. Waar het onderwijs nog altijd sterk gestuurd wordt door efficiëntie, afvinklijstjes en maakbaarheid, stelde ik dat juist de worsteling zélf – het proberen, vastlopen en hervinden – een noodzakelijke rol speelt in intellectuele en creatieve groei.
Die worsteling voltrekt zich voor een belangrijk deel in en via taal. In De waarde van de worsteling wees ik onder andere op de cruciale rol van taal als middel waarmee wij greep krijgen op de wereld, op onszelf en op de ander. Taal is niet slechts een communicatiemiddel, maar het fundament waarop ons denken rust. Of preciezer nog: taal is het instrument waarmee wij de overvloed aan indrukken en informatie die dagelijks op ons afkomt ordenen tot een samenhangend mentaal model van de werkelijkheid.
In dit artikel werk ik dat punt verder uit. Generatieve AI neemt in hoog tempo taken over die mensen voorheen dwongen tot talige ordening, zoals een tekst samenvatten, naar de juiste woorden zoeken, een alinea opbouwen en een conclusie trekken. Wat verliezen we precies wanneer we die taken uitbesteden? Wat gaat er verloren als we taal niet langer zelf inzetten om grip te krijgen op de inhoud die we proberen te structureren en begrijpen? Met andere woorden: wat is de waarde van taal als ordenend vermogen, en wat staat er op het spel wanneer dat vermogen (deels) door AI wordt overgenomen?
We leven in een tijd waarin we worden overspoeld met informatie uit talloze media en sociale netwerken. Maar in die overvloed dreigt ons overzicht op het grotere geheel verloren te gaan. We hebben taal nodig om gegevens, indrukken, observaties en losse gedachten te ordenen en in een context te plaatsen. Pas wanneer de brokstukken van informatie worden samengebracht binnen een samenhangend mentaal model, krijgen ze werkelijk betekenis. Dit proces noemen we begrijpen – en dat is altijd taalgebonden.
We zien dit in alledaagse handelingen als een tekst herschrijven om je redenering te verhelderen, een vaag gevoel of intuïtie onder woorden brengen, een definitie stellen om een concept af te bakenen, of een tegenvraag formuleren om je eigen denken te scherpen — allemaal manieren waarop taal helpt om grip te krijgen op wat er in ons hoofd omgaat. We maken schema’s, mindmaps en samenvattingen en vangen onze gedachten in woorden en zinnen. Dat zijn geen louter technische tussenstappen, maar de kern van leren zelf. Taal is niet de uitkomst, maar het voertuig van leren. Wie leert, verwoordt, schrijft, structureert en herschrijft — alles om grip te krijgen op wat nog onduidelijk is.
Precies dáár zit het gevaar van het gemak van generatieve AI. Wie zich zonder inspanning laat bedienen door statistische taalmodellen, slaat het ordeningsproces zelf over. AI geeft de antwoorden, maar neemt de ervaring van het zoeken, structureren en verbinden van informatie uit handen. Zo verdwijnt de cognitieve worsteling die we juist nodig hebben om overzicht te krijgen.
OntlezingHet belang van taalvaardigheid is ook de reden waarom de ontlezing onder jongeren en de verschraling van het lees- en schrijfonderwijs zo problematisch zijn. Wie taal niet oefent, verliest denkdiepte. Generatieve AI doet daar nog een schep bovenop: niet alleen het lezen en schrijven, maar ook het structureren, redeneren en reflecteren komen onder druk te staan. |
Filosoof en publicist Ad Verbrugge vergelijkt in zijn scherpzinnige essay Wie weet hier de weg? Over kunde en onkunde door digitalisering van het onderwijs het verkrijgen van overzicht over een kennisomgeving met het vertrouwd raken met een fysieke omgeving. Werkelijk begrijpen lijkt op het leren kennen van een landschap: je herkent de wegen en overgangen, weet hoe je van A naar B moet komen en ontwikkelt een gevoel voor samenhang. Wie zich voortdurend laat leiden door een navigatiesysteem, verliest die vertrouwdheid – je kent de route, maar niet het terrein. Op vergelijkbare wijze raken we het overzicht over kennisdomeinen kwijt wanneer we het denkwerk steeds meer uitbesteden aan digitale technologie. Wat dan verloren gaat, is niet alleen het vermogen tot inzicht en oriëntatie, maar ook de mentale kaart waarin nieuwe kennis betekenis kan krijgen. In de woorden van Verbrugge: ‘Door de introductie van de computer in het kenproces snijden we een groot deel af van de denkweg die we gewoonlijk zelf moeten afleggen om van A naar B te komen. Het wordt gemakkelijk om een shortcut te nemen, een snelkoppeling waarmee we de weg afsnijden. Deze weg hoort echter bij de gestructureerde ruimte van onze kennis’. Waar Verbrugge in 2017 nog sprak over digitale technologie in brede zin, geldt zijn analyse vandaag des te meer voor generatieve AI.
Het verlies van ‘denkwegen’ raakt aan een dieper punt. Taal is niet alleen een middel om informatie te ordenen, ze vormt ook ons denken zelf. Of, zoals Verbrugge treffend opmerkt: ‘Alleen al het kunnen begrijpen en hanteren van complexe grammaticale structuren zorgt ervoor dat we beter in staat zijn om gelaagder en genuanceerder te denken. […] Door een taal te leren maken we onszelf elementaire denkstructuren eigen die ons in staat stellen bepaalde gedachtegangen te volgen en te ontwikkelen. Ook grammatica kent haar eigen logica.’
We leren dus niet alleen een taal óver iets, maar een manier van denken ín iets. De logica van een tekst, de betooglijn door een alinea, de structuur van een argument, de nuance van een formulering, de samenhang tussen zinnen — het zijn allemaal vormen van denken die we ons alleen eigen kunnen maken door er actief zelf taal voor te gebruiken. Een student die leert samenvatten, leert ook onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken. Wie een betoog leert schrijven, leert redeneren. Wie een analyse, interpretatie of nieuw idee wil verwoorden, kan dat alleen als hij helder nadenkt. In al die gevallen geldt: de taalvaardigheid ís de denkkracht.
Verbrugges landschapmetafoor is krachtig. Wie AI het denkwerk laat doen, hoeft zelf de denkroutes niet meer te lopen – en leert ze dus ook niet. We krijgen nog wel de eindpunten, maar bouwen geen kaarten meer op. Zo vervlakt onze innerlijke denkruimte. Wat resteert is kennis zonder inzicht, weten zonder begrijpen, denken zonder richting.
Wanneer we taal uitbesteden, verliezen we niet alleen grip op de complexiteit van de wereld, maar ook op onszelf. We raken kwijt wat de klassieke filosofie beschouwde als onze essentie: de mens als denkend én sprekend wezen. Ook hier wijst Verbrugge op een fundamenteel inzicht: ‘De timmerman kent de woorden waarmee hij voor zichzelf kan begrijpen en aan anderen kan uitleggen wat er aan de hand is. Het kennen van zo’n woordtaal is van groot belang om iets uit te leggen en te begrijpen.’
Kennis krijgt pas betekenis als we er woorden aan kunnen geven. Daarmee raakt Verbrugge aan een belangrijk pedagogisch principe: uitleggen is geen eindpunt van leren, maar een voortdurende toetssteen ervan. Pas wanneer we een begrip of probleem helder kunnen verwoorden – aan onszelf of aan een ander – hebben we het echt doordacht. Dat is ook waarom het didactische uitgangspunt van 'leren door te doceren' zo effectief is: in de poging iets onder woorden te brengen, scherpen we ons denken en ontdekken we de gaten in ons begrip. Begrijpen ís kunnen uitleggen.
Naast haar talige verankering is er nog iets wat begrip zo wezenlijk maakt: het is emergent — het ontstaat, maar laat zich niet herleiden tot de losse componenten waaruit het voortkomt. Of, zoals Ronald Meester en Marc Jacobs het treffend verwoorden in De onttovering van AI: ‘We kunnen studenten begeleiden bij hun zoektocht naar begrip, maar we kunnen ze niet iets laten begrijpen. Het laatste stukje van een reis naar begrip zal iedereen zelf, in alle eenzaamheid moeten afleggen. […]. Er is geen algoritme dat tot begrip leidt. Begrip overkomt je, het emergeert uit de gegevens die je probeert te verwerken. ChatGPT gaat hierbij dus niet helpen, behalve wellicht bij het aanleveren van die gegevens.’
Die laatste stap naar begrip zetten we dus weliswaar alleen, maar nooit zonder taal. Het is in de poging om iets onder woorden te brengen, in het zoeken naar de juiste formulering, dat betekenis oplicht. Juist daarom is taal onmisbaar in het leerproces: niet alleen als hulpmiddel, maar als de ruimte waarin het denken zelf gestalte krijgt. ChatGPT kan ideeën aandragen, maar het werkelijke begrijpen — de ervaring dat iets klopt omdat jij het in je eigen woorden kunt vatten — blijft ons eigen werk. En dat werk is onmisbaar. Want alleen wat we ons in taal toe-eigenen, kunnen we echt begrijpen.
Taal geen hapklaar productDoor taal steeds meer over te laten aan AI, verliezen we dus ons vermogen om zélf woorden — en daarmee betekenis — te geven aan de wereld om ons heen. En precies dát staat op het spel. We moeten voorkomen dat taal verwordt tot louter output: een hapklaar ‘product dat je afneemt’. Want waar taal passief wordt ontvangen, blijft betekenis oppervlakkig. Voor diepgang is talige worsteling nodig. Taal is niet het eindproduct van denken, maar de plek waar het denken plaatsvindt. |
Als we generatieve AI een plek willen geven in het onderwijs moet dat zijn als hulpmiddel bij een denk- en ordeningsproces dat we zélf doorlopen. Niet als vervanger, maar als ondersteuner. De uitdaging is dan ook niet alleen technisch of didactisch, maar vooral existentieel. Willen we nog mensen zijn die zelf taal en betekenis geven aan de wereld? En wat staat er op het spel als we die verantwoordelijkheid uit handen geven?
Als we, zoals Verbrugge schrijft, ‘de weg afsnijden,’ leren we ook het landschap niet meer kennen. Dan verliezen we meer dan alleen onze oriëntatie: we verliezen het landschap zelf — en daarmee ons gevoel voor samenhang, voor betekenis. Want kennis is geen losse verzameling feiten, maar een geordend geheel, een mentaal landschap dat je je eigen moet maken. Wie de wegen van dat landschap niet zelf leert lopen, ontwikkelt geen kaart. En zonder kaart kun je ook niemand anders de weg wijzen. Precies daarin schuilt de existentiële opgave van deze tijd: niet óf en hóe we AI inzetten bij het leren, maar of we nog bereid zijn om zélf te leren. Als we dat nalaten, verliezen we niet alleen grip op kennis, maar raken we ook vervreemd van het denken zelf. Dan dreigen we de taal van het denken te verliezen — en daarmee het vermogen om de wereld te begrijpen. Taal als worsteling is geen hinderpaal, maar een vorm van vorming. Wie de wereld werkelijk wil begrijpen, moet haar onder woorden brengen. In eigen woorden, in eigen zinnen, met eigen fouten, met vallen en opstaan, én met eigen groei. Dáár ligt de waarde van de worsteling – ook in het AI-tijdperk.
Lees ook: Taal zonder verhaal hoe AI ons vermogen tot storytelling ondermijnt
Menno van der Schoot is als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling Pedagogische- en Onderwijswetenschappen aan de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven