Rekenonderwijs: geen oude oplossingen voor nieuwe problemen

Tekst Paul Drijvers
Gepubliceerd op 05-06-2024
Paul Drijvers - De kwaliteit van het reken-wiskundeonderwijs in Nederland is onderwerp van een soms fel gevoerd debat. Onder invloed van teruglopende resultaten bij internationale toetsen zoals PISA en nationale cohortmetingen van de onderwijsinspectie wordt in de media regelmatig gepleit voor een back-to-basics benadering: terug naar de ouderwetse oefening van basisoperaties. Ik betoog hier dat dit niet de juiste weg is omdat het tegenwoordig om andere vaardigheden gaat.

Is de daling van de Nederlandse rekenprestaties alarmerend? Er zijn redenen om die te relativeren. In Nederland werd PISA deze keer eerder in het schooljaar afgenomen. De Nederlandse prestaties voor rekenen-wiskunde liggen nog steeds boven het internationale gemiddelde, dat overigens ook daalde, net als de scores voor andere domeinen. Verder kan een gebrek aan motivatie voor dit soort toetsen een rol spelen: er hangt immers niets van af en Nederlandse leerlingen zijn daar gevoelig voor. Maar tegelijkertijd is deze daling ook een wake-up call: we moeten ons zorgen maken over het niveau van de rekenvaardigheid in Nederland, zeker als een groot aantal leerlingen zo laag presteert dat ze onvoldoende toegerust zijn om goed te functioneren als burger en professional in een maatschappij vol cijfers, grafieken en schema’s. Vanwege deze zorgen startte het ministerie van OCW het masterplan basisvaardigheden.

Maar wat zijn de beoogde basisvaardigheden van de huidige tijd? Sommigen stellen die gelijk aan de basisoperaties van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Het is inderdaad belangrijk dat je snapt wat die inhouden en er vaardig in bent. Maar laten we wel zijn: maakt u, beste lezer, nog wel eens een rekensom in de stijl van 17 x 28 zonder rekenmachine, computer of telefoon? Als dat nooit voorkomt, verdient dit dan wel zo’n grote plaats in ons onderwijs? U heeft namelijk wel dagelijks met andere wiskundige zaken te maken: het inzicht wanneer je moet vermenigvuldigen in plaats van optellen, het inschatten van risico’s, bijvoorbeeld bij vaccinaties of andere medische contexten, het inzicht in procenten als het gaat om koopkracht, BTW of korting, of het lezen van grafieken van de ontwikkeling van klimaat of huizenprijzen. Als burger of professional heb je dit type vaardigheden, aangeduid met gecijferdheid of wiskundige geletterdheid, doorlopend nodig. Dit zijn de basisvaardigheden die het doel vormen van reken-wiskundeonderwijs. In deze opvatting staan we niet alleen: het is een wereldwijde trend van de afgelopen decennia. Een lopende curriculum- en literatuurstudie bevestigt dit beeld: internationaal wordt onder wiskundige basisvaardigheid niet zozeer het uitvoeren van basisoperaties verstaan, maar vaardigheden zoals kritisch naar data kijken, helder redeneren, analytisch denken en probleemoplossen.

Deze interpretatie van basisvaardigheden betekent dat terugvallen op het oude onderwijsmodel van voordoen en nadoen van basisoperaties en die eindeloos oefenen niet vruchtbaar is. Je leert er op korte termijn die basisoperaties wel van, maar die helpen je maar beperkt voor relevante vaardigheden op langere termijn. Problemen van de toekomst kun je niet oplossen door de klok een eeuw terug te zetten.

Terug naar de dalende prestaties. Hoe verklaren we die? Sommigen houden de zogeheten realistische benadering van het reken-wiskundeonderwijs verantwoordelijk. De kern hiervan is niet dat opgaven worden verpakt in pseudo-realistische verhaaltjes, maar dat rekenen-wiskunde voor leerlingen betekenisvol is: ze REALISeren zich wat ze doen, ze begrijpen waarom de gebruikte methoden werken en kunnen die functioneel toepassen in geschikte situaties. Daar horen ook oefenen en automatiseren bij. Maar centraal staan de inzichten, waarop je kunt terugvallen als de situatie afwijkt van de standaard en die je helpen bij probleemoplossen. Dit is vandaag de dag belangrijker dan ooit.

De claim dat realistisch reken-wiskundeonderwijs de oorzaak is van dalende prestaties heeft geen wetenschappelijke basis. En ze snijdt om verschillende redenen geen hout. Ten eerste behoorden de prestaties van Nederlandse leerlingen op het hoogtepunt van de realistische benadering, zo rond de millenniumwissel, tot de wereldtop. Ten tweede zien we dat de implementatie en vormgeving van deze uitgangspunten in schoolboeken en onderwijspraktijken steeds meer te wensen overlaten en steeds verder af staan van het oorspronkelijke idee.

Wat dan wel te doen? Voor een deel zijn de oplossingen vakoverstijgend, bijvoorbeeld rond lerarentekort en de maatschappelijke status van onderwijs. Specifiek voor rekenen-wiskunde geldt ten eerste dat de leermiddelen beter kunnen: veel schoolmethoden, die zichzelf als realistisch beschouwen, zijn te rommelig en te dik. Een realistische benadering betekent niet dat alles door elkaar moet lopen. Ten tweede moeten we een evenwichtige balans vinden tussen oefenen en automatiseren en het ontwikkelen van gecijferdheid en probleemoplossende vaardigheden. Ten derde is de taak voor lerarenopleidingen om de toekomstige leraren goed op hun werk voor te bereiden. Kwalitatief goed reken-wiskundeonderwijs staat of valt bij leerkrachten die zelf goed kunnen rekenen, geen rekenangst hebben en uitstralen: rekenen is nuttig en leuk!

Werk aan de winkel dus. Eenvoudige oplossingen zijn er niet, dus laten we niet doen alsof een nostalgisch en simplistisch beeld van onderwijs van vroeger die wel biedt.

 

Paul Drijvers is hoogleraar wiskundedidactiek bij de Universiteit Utrecht

Deze column verscheen eerder hier.

 

Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken. 

Verder lezen

1 ‘Laaggecijferdheid is maatschappelijk vraagstuk’
2 ‘Wiskundeleraren: neem het heft in eigen hand’
3 Hoofd in de wolken, voeten op de vloer

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent