Tijdens diens bezoek aan de school was hij de klassen voorbij gelopen en had hij zijn aandacht vooral gericht op de kast met leerlingdossiers. 'Mensen in dat team klaagden erover dat er inmiddels meer kastruimte werd bezet door die leerlingdossiers, dan door oefenmateriaal en verrijkingsstof', aldus Rog.
Dat is wat je vaker hoort als je met bestuurders, schoolleiders en leerkrachten over de inspectie praat. De ergernis over de papierwinkel die nodig is om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en over de resultaten. Het onbegrip over de als rigide ervaren werkwijze van de van overheidswege aangestelde toezichthouders. Argwaan en wantrouwen, irritaties ook.
Een door de wol geverfde rector van een middelbare school vertelde mij eens over het onderhoud met een jonge inspecteur dat helemaal uit de rails was gelopen. Deze inspecteur, volgens de rector nog nat achter de oren, kwam de schoolleider met het toezichtskader in de hand eens flink de les lezen. De rector was diep beledigd.
Ander voorbeeld. Op de pabo van Avans kwamen twee jaar geleden schoolleiders en leerkrachten uit West-Brabant bijeen voor een studiedag over opbrengstgericht werken. Opeens sloeg de vlam in de pan en spuwde de ene na de andere deelnemer zijn gal over 'die cijferfetisjisten' van de Onderwijsinspectie die er geen idee van hebben waar het in het onderwijs echt om gaat.
Zou het echt zo erg zijn? Dat vroeg ik me al langer af en daarom diende ik eind vorig jaar bij de persvoorlichter van de Onderwijsinspectie het verzoek in om mee te mogen lopen met een inspectiebezoek. De toezegging kwam gauw, maar er moest nog wel een school gevonden die daar aan mee wilde werken. Dat ging wat minder vlot, want niet elke school is er happig op met de inspecteur ook nog een journalist in de keuken te laten kijken. Basisschool Armhoefse Akker in Tilburg durfde – chapeau! - die uitdaging wel aan.
Ik moest wel beloven om mij aan enkele afspraken te houden zoals privacy respecteren, geen leerkrachten of leerlingen aanspreken tijdens het bezoek en niets doen wat het onderzoek zou kunnen hinderen. Ik was als een fly on the wall. Maar in beginsel mocht ik alle onderdelen bijwonen, en dat is ook gebeurd.
En zo stond ik maandagmorgen 17 januari 2014 om 8.15 uur op de stoep van de school met inspectrice Mieke van Schijndel, voor een zogeheten Stelselonderzoek ten behoeve van het Onderwijsverslag 2013-2014 (dat dus volgend jaar verschijnt). Het programma zag er in hoofdlijnen als volgt uit: inleidend gesprek met directeur, voorstellen aan het team ('ik kom voor de dialoog'), hele ochtend bezoek aan de klassen, in de pauze gesprek met het team (zonder de directeur), gesprek met twee intern begeleiders, evaluerend gesprek met de directeur. Afsluitend gesprek met directeur en bestuursvoorzitter. Om 17.45 uur verlieten we het pand weer.
Mijn indruk van een dagje meelopen. Op de eerste plaats het (te) volle programma en dus het hoge tempo. In de ochtend werden vijf klassen bezocht, telkens een klein half uurtje. Met een timmermansoog observeerde de inspectrice de lessen, trok enkele leerlingdossiers uit de kast en sprak tussendoor kort met leerlingen. Het is bekend dat veel leerkrachten zenuwachtig zijn als de inspectie in de klas komt kijken, en dat was nu ook het geval bij enkele beginnende leerkrachten. Eén les ging min of meer de mist in, maar de inspectrice – een oude rot in het vak – keek daar doorheen. Ze zag vooral het talent van die 'jonkies' en liet dat ook merken. Haar kritische kanttekeningen betroffen vooral dat hier en daar wel meer aandacht zou mogen zijn voor differentiatie en, jawel, het goed bijhouden van leerlingdossiers.
Het gesprek met het team vond in de middagpauze plaats. Een minder gelukkige keuze, in mijn ogen. Niet alleen vanwege het feit dat iedereen met het brood in de mond zit, maar ook vanwege de tijdsdruk. Voor zoiets belangrijks als een gedachtewisseling met het team moet je ruim de tijd nemen. Positief was dat de inspectrice aan elke docent heel nadrukkelijk vroeg om aan te geven wat er goed was aan de school, en wat voor verbetering vatbaar was. Vanuit het idee dat leerkrachten hoogopgeleide professionals zijn die kunnen reflecteren op hun werk.
In het aansluitende gesprek met de twee intern begeleiders ging de inspectrice echt de diepte in. Toen bleek ook hoezeer ze zich het dossier van de school eigen had gemaakt. Mieke van Schijndel vroeg de twee begeleiders het hemd van het lijf en stimuleerde hen om kritisch naar hun eigen rol te blijven kijken. En ze voorzag ze van advies om zich beter van hun taak te kunnen kwijten. Want ib'ers vervullen een sleutelrol in de kwaliteitszorg, aldus de inspectrice.
Vervolgens legde Van Schijndel haar bevindingen voor aan de directeur, en ook nu weer doorvragend en haar zo als het ware dwingend om vraagstukken goed te doordenken. Maar nooit als de inspecteur met het opgeheven vingertje die het beter weet.
De voorlopige balans die de inspecteur aan het eind van de dag opmaakte van de Armhoefse Akker was positief, met complimenten voor sterke kanten, en adviezen voor verbeterpunten.
In 2006 waarschuwde Melanie Ehren in haar proefschrift voor de nieuwe werkwijze van de Onderwijsinspectie. Door het systeem van risicogericht toezicht en de nadruk op regels en opbrengsten zouden de inspecteurs teveel op afstand van de scholen – of beter nog de professionals - komen te staan. Met vervreemding tot gevolg. Gehoord de kritische geluiden in het veld heeft dat effect zich inderdaad her en der voorgedaan.
Maar er lijkt zich een kentering te voltrekken, het inspectietoezicht gaat op de helling heeft het kabinet aangekondigd. Ehren bepleitte een eerherstel van de inspecteur als een kritische observator die een school van waardevolle feedback voorziet. Inspecteur Van Schijndel voldoet al aan dat ideaalbeeld. Een nieuwe lente, een nieuw geluid?
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven