Meneer Plasterk, help ons?

Tekst Sezgin Cihangir
Gepubliceerd op 15-12-2023
Beeld Shutterstock
Sezgin Cihangir – PISA 2022: de hele wereld ziet dat ons onderwijs afglijdt, maar de Nederlandse onderwijselite vindt dat er geen probleem is.

Wie heeft niet als kind, met de komst van Sinterklaas of de Kerstman in het vooruitzicht, gedroomd van de vervulling van zijn grootste hartewens, die supergave gamecomputer of die fonkelend nieuwe fiets, terwijl je deep down ook wel weet dat het waarschijnlijk weer zal blijven bij een taaitaaipop en nieuwe winterwanten? Ongeveer zo kijken mensen in de onderwijswereld uit naar de publicatie van de nieuwe PISA-cijfers. De driejaarlijkse wereldwijde meting van nationale onderwijsprestaties. Och, stel je toch eens voor dat we gestegen zijn, of in elk geval niet gedááld.

Dat het dieptepunt achter ons ligt en de weg terug omhoog is ingezet!

Helaas, ook dit jaar bleef deze wensdroom onvervuld. Sterker, het werd een taaitaaipop zónder winterwanten. Opnieuw zijn Nederlandse PISA-scores gedaald. Voor wiskunde, voor natuurwetenschappen en voor leesvaardigheid nog meer. De trend, die nu al jaren negatief is, werd voortgezet en versterkt.

Dit komt mede door corona, stelt het PISA-team vast, maar vrijwel nergens ter wereld zakten de resultaten zo ver terug als in Nederland. Binnen de EU halen alleen Griekenland, Slowakije, Bulgarije en Roemenië lagere scores voor leesvaardigheid dan Nederland. 33% van de Nederlandse vijftienjarigen is onvoldoende taalvaardig om maatschappelijk te functioneren. Dit is heel ernstig. Leesvaardigheid is voor het brein wat ademen is voor het lichaam: de allereerste voorwaarde voor alles wat daarna komt. Wie niet of slecht kan lezen blijft altijd ‘dom’.

Veel mensen denken dat lezen een soort luxe is, een tijdverdrijf voor hoogopgeleiden. Dat je prima een praktisch beroep kunt uitoefenen zonder erg leesvaardig te zijn. Maar dat is een gevaarlijke misconceptie. ‘Leesvaardigheid is de belangrijkste vaardigheid van de 21e eeuw,’ zegt Kees Vernooy, lector emeritus leesonderwijs. ‘Kinderen die niet kunnen lezen hebben een enorm groot risico dat ze uitvallen op de arbeidsmarkt.’ Neem het vak automonteur. Dealers en garagebedrijven nemen geen monteurs meer aan met slechte leesvaardigheid. Dat vak vereist tegenwoordig permanente bijscholing, en zonder leesvaardigheid geen scholing. Elke vorm van kennisoverdracht, ook mondelinge, vereist dat je informatie begrijpt, dat vereist een woordenschat, en die verwerf je door te lezen. 

Het is bon ton om te spreken over Nederland als ‘kennisland’, maar de pijnlijke waarheid is dat Nederland aan het ‘verdommen’ is. En dat de overheid kennelijk niet in staat is er iets tegen te doen, want de noodklok hierover wordt al zeker tien jaar geluid. Het is net alsof we het gebeier al niet meer horen.

In zijn net vorige week verschenen boek Nog Iets Geleerd Vandaag? legt oud NRC-redacteur Maarten Huygen de vinger op de zere plek: er zijn de afgelopen decennia in Nederland onderwijsmethoden geïntroduceerd die niet werken. ‘Realistisch rekenen’ en ‘begrijpend lezen’ zijn het ergste dat het Nederlandse onderwijs is overkomen. Maar de producenten en aanhangers van deze methoden drukken gewoon door. Move the product.

Onderwijskundigen omarmden denk-modes over het autonome kind, dat ‘eigenaar van zijn eigen leerproces’ moet zijn en ‘ontdekkend’ moet leren, terwijl er geen wetenschappelijk bewijs is dat zulke methodes werken. Methodes waarvoor dat bewijs wel bestaat, ‘expliciete instructie’ bijvoorbeeld, werden terzijde geschoven als ouderwets en autoritair. Er kwam onderwijsmateriaal waar kinderen zelf mee uit de voeten kunnen, zonder juf of meester. Terwille van meer ‘kansengelijkheid’ werden cognitieve rangordes weggemoffeld onder een deken van relativistische newspeak, en het gevolg is niet dat domme kinderen slimmer werden, maar alle kinderen dommer.

De dominante cultuur in ons onderwijssysteem is een cultuur van lage verwachtingen. We stopten met het aanbieden van kennisrijke, lange  teksten, want voor het doorgronden van zo’n tekst is een leerkracht nodig en de afhankelijkheid van een leerkracht maakt kinderen ongelukkig. Onvoldoende prestaties zijn geen teken dat er harder gewerkt moet worden, maar duiden op een ‘stoornis’. In plaats van kinderen bij te spijkeren met lezen krijgen ze een label opgeplakt: dyslexie. Slecht in rekenen? Ook daar is een label voor: dyscalculie. ‘Aangeleerde hulpeloosheid’ heet dat in de sociale wetenschap.

In de ons omringende landen worden de PISA-resultaten heel serieus genomen. Toen Duitsland in het eerste PISA-onderzoek (2000) slecht scoorde op leesvaardigheid, werd direct een ambitieus verbeterprogramma opgezet, inclusief billboards langs de snelweg, en een paar jaar later was het niveau al fors gestegen. In Zweden en Ierland lopen op dit moment grote verbeterprogramma’s, die hun eerste vruchten al hebben afgeworpen. Aanleiding: slechte PISA-scores. Remedie: rijkere teksten, écht lezen. Zo moeilijk is het nu ook weer niet. 

In gidsland Nederland loopt het anders. Men lijkt niet meer te geloven dat er iets aan te doen is. De malaise onder leerkrachten is gigantisch. Met een zucht wijzen zij naar boven, naar hun besturen, hun managers, hun adviseurs, die de laatste onderwijskundige trends volgen, veel seminars bezoeken en studiereizen maken en het allemaal veel beter weten dan gewone leerkrachten. Kritiek op onderwijskwakzalvers wordt afgedaan als kwaadsprekerij van conservatieve geesten die ‘terug willen naar de jaren vijftig’. Maar om effectieve kennisoverdracht gelijk te stellen aan een autoritaire schoolmeester die met zijn stok op het bord slaat, is malicieus en gemakzuchtig.

Nog erger is het dat de verantwoordelijken voor deze catastrofe hun verantwoordelijkheid niet nemen. In plaats daarvan gedragen zij zich als merchants of doubt, door de geldigheid van de PISA-cijfers in twijfel te trekken. Een voorbeeld is de VO-raad, een van de machtigste organen van ons onderwijs; voorzitter Henk Hagoort doet net alsof er niets aan de hand is. Het Pisa-onderzoek is ‘onbruikbaar om beleid op te baseren’, meent hij. Het Centraal Planbureau bediende hem op zijn wenken met een rapport waar via een methodologische detailkritiek tot een flink eind achter de komma wordt geconcludeerd dat de Pisa-cijfers niet volledig representatief kunnen worden geacht voor de Nederlandse situatie. Alsof er niet talrijke andere onderzoeken zijn (de PIRLS en TIMSS-onderzoeken, de rapporten van onze eigen Onderwijsinspectie, etc, etc.) die allemaal hetzelfde aantonen: het Nederlandse onderwijs degradeert. Gestaag. VO-voorzitter Hagoort was er als de kippen bij om de marginale kanttekeningen van het CPB ‘onthutsend’ te noemen. De beste onderwijsonderzoekers ter wereld kunnen wel zoveel zeggen, in Nederland weten wij het natuurlijk veel beter. Wat de VO-raad lijkt te drijven is vooral het ongestoord blijven faciliteren van falend onderwijs. Het Nederlandse onderwijsestablishment fungeert hier niet als een waarborg voor kwaliteit, maar als obstakel tegen verbetering.

De ‘verkenner’ die nu de mogelijkheden voor een kabinet onderzoekt, Ronald Plasterk, is een eminente onderzoeker en oud-minister van Onderwijs en Wetenschap. Heer Plasterk, alstublieft, namens alle Nederlandse vijftienjarigen van nu en in de toekomst: zet de bestrijding van deze cognitieve catastrofe hoog op uw verlanglijstje, zodat Sint of de Kerstman ons ooit weer móóie Pisa-cijfers brengen.

Sezgin Cihangir is directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut.

 

Dit artikel verscheen eerder in een andere vorm in NRC.

Verder lezen

1 Tekstbegrip: Inzetten op kennis en woordenschat
2 Red het onderwijs, te beginnen met de leerkrachten
3 PISA: om stil van te worden

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent