Voor de opening van het herstellingsoord (liefderijk afgekort als HO) is jarenlang gespaard door de leraren zelf. In alle hoeken van het land leuren zij met steunlijsten en bonnen van een dubbeltje per stuk, net zo lang tot de Bond van Nederlandse Onderwijzers in 1898 het definitieve besluit tot oprichting kan nemen. Ook daarna is de solidariteit groot. Steeds als er nieuwe meubels nodig zijn of een verbouwing, worden er weer landelijke inzamelingsacties gehouden of geven onderwijzers benefietvoorstellingen die volle zalen trekken. Het initiatief is van de ‘rode’ vakbond, maar het HO staat open voor alle onderwijzers, bondslid of niet, en ongeacht politieke of godsdienstige overtuiging.
Steun aan herstellingsoord voor
overspannen leraren was groot
Wanneer het benodigde bedrag eenmaal binnen is, wordt gezocht naar een geschikte locatie. Die is vrij snel gevonden in Lunteren, waar een filantropische notaris in het kader van werkverschaffing een groot bos heeft laten aanleggen. Die notaris is ook enthousiast over het plan en schenkt een flink stuk grond. Een groot voordeel van die plek is dat er geen malaria voorkomt. Het dennenbos geeft beschutting voor de rusthallen, er is voldoende wandelgebied, het station ligt op loopafstand en de plaatselijke huisarts wil graag meewerken door medische hulp te bieden. Na de feestelijke opening in 1900 door de minister van Binnenlandse Zaken, stroomt het HO snel vol. Het oord is de eerste in zijn soort en al snel volgen andere beroepsgroepen. Vrij kort na de opening volgt een uitbreiding, maar in de zomermaanden en tijdens de crisisjaren is er toch nog vaak onvoldoende plek.
De beroepsmoraal van onderwijzers speelt de meeste patiënten zelfs nog in het rustoord parten. Bij een bezoek tekent de bondshistoricus Van Det uit de mond van een van hen op: ‘Weet u wat mij het meeste hindert? Dat ik heb moeten opgeven. Ik, die altijd zo sterk was, die altijd het gevoel had alsof ik mijn omgeving staande moest houden, en nu, nu lig ik hier en doe niets. Ik dacht dat men alles kon als men maar wilde en dat het mijn plicht was het te willen.’ De onderwijzeres vertelt Van Det ook dat ze echt geen ordeproblemen had gehad, de kinderen hingen aan haar lippen, maar het aantal leerlingen was haar uiteindelijk teveel geworden. Voor zichzelf kan zij dit nog steeds niet als verzachtende omstandigheid accepteren: ‘Hoe heb ik het toch kunnen verliezen? Ik, die mij altijd verbeeldde, dat ik zo sterk was?’
De meeste patiënten herstellen, maar sommigen maken een carrièreswitch. Zo ook Mien van ’t Sant die tijdens haar tweede rustkuur in 1947 begint met schrijven, eerst nog met potlood in schoolschriftjes. Zo ontstaan haar eerste meisjesboeken in de Mieke-serie, over meisjes die toen nog ‘bakvisjes’ heetten. Zij wordt volkomen genegeerd door de literaire kritiek, maar groeit uit tot de best verkopende schrijfster na de oorlog.
In 1932 brandt het HO in zijn geheel af, maar het wordt prachtig herbouwd. De beide vleugels worden op voorstel van de nieuwe dokter ditmaal schuin geplaatst, zodat alle kamers een maximale hoeveelheid zonlicht kunnen vangen. In de oorlog laat de directie vier grote, rode kruizen op de gevels schilderen om te voorkomen dat de Duitse bezetter het gebouw inpikt. Tot aan de jaren zeventig blijft het herstellingsoord bestaan. Overspannenheid is ook daarna een groot probleem, maar de aanpak verandert. Ingepakt in dekens kuren onder de zon in een bosrijke omgeving verdwijnt als therapie. Nieuwe bewoners dienen zich aan. Inmiddels herbergt het herstellingsoord een aantal zeer luxe appartementen.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Deze column verscheen in Didactief, september 2015.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven