Bijna een jaar geleden kondigde minister Slob een wetswijziging aan om meer richtlijnen vast te leggen. De verschillen omtrent burgerschapsvorming tussen scholen onderling zijn te groot, en docenten zouden niet weten wat er van hen wordt verwacht. Meer richtlijnen vanuit de overheid moeten de onderwijspraktijk helpen burgerschapsonderwijs vorm te geven. Deze vast goedbedoelde richtlijnen brengen een gevaar met zich mee. Want wat is dan precies goed burgerschap volgens de overheid?
Tijdens de protesten van de klimaatspijbelaars stelde Slob de demonstranten en hun idealen sympathiek te vinden, maar niet tijdens schooltijd. De leerplicht zou voorrang hebben. Het is een denkfout aan te nemen dat leerlingen alleen leren in een schoolgebouw, op een stoel, aan een tafel, luisterend naar een docent. Het is belangrijk om leerlingen kennis te laten maken met de normen en waarden van ons politieke stelsel en de rechtsstaat. Maar het is nog belangrijker om ruimte te creëren voor leerlingen, binnen en buiten school, om hun onvrede kenbaar te maken.
Burgerschap is ook kritisch nadenken over wat er om je heen gebeurt en het niet eens zijn met elkaar.
Conflict is een onlosmakelijk onderdeel van democratie. Het is daarom van groot belang dat burgerschapsvorming laat zien dat conflict vreedzaam kan zijn. Leerlingen moeten leren hoe het oneens te zijn met elkaar én met de overheid. Een gezonde samenleving heeft niets aan jeugdige jaknikkers die het allemaal best vinden. Onze samenleving bloeit op bij kritische jonge burgers die de boel scherp houden en ergens naartoe willen zonder gele hesjes uit de kast te trekken en winkels te plunderen. Dat is namelijk geen burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat heet nog steeds gewoon een ouderwets potje rellen.
De klimaatspijbelaars hebben meer geleerd door één dag te protesteren dan een gemiddelde schooldag Franse woordjes stampen of sommen maken. Dat kan de rest van het schooljaar ook nog. Leerlingen hebben zich verenigd, pakweg vijftienduizend jonge mensen sterk. Ze zijn leerlingen uit andere steden en dorpen tegengekomen en zijn samen opgetrokken. Ze hebben spandoeken gemaakt en nagedacht over hun eigen toekomst, over de politiek en over mogelijke maatregelen. Ze communiceerden met de politie en gemeente over de organisatie en met de NS over de logistiek. Een groep afgevaardigden is gaan praten in het Torentje, met de minister van klimaat en met de minister-president. Een betere opbrengst binnen burgerschapsonderwijs kan ik niet bedenken.
Scholen zouden deze protesten daarom moeten omarmen. Begeleid de leerlingen die willen staken. Laat ze plannen bedenken, samen in debat gaan. Laat ze een reflectie schrijven over de protestdag, laat ze een toekomst schetsen, een beleidsplan presenteren. Laat ze de logistiek regelen van school naar Den Haag, eventueel met het schoolbestuur praten als dat dwarsligt. Laat ze een persbericht opstellen of een ouderavond organiseren. Dat is burgerschapsvorming. Laat de inspectie dat maar komen controleren.
Saro Lozano Parra is docent geschiedenis aan het Joke Smit College en promovendus aan de Universiteit Utrecht.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven