Twee weken later ziet Pim de voorstelling opnieuw, nu met zijn kleuterklas. Ik vraag hem hoe het was. Zijn antwoord: 'Hij kan nog steeds niks.'
In vijf woorden heeft deze kleuter duidelijk gemaakt hoe hij niet naar theater kijkt. Bij 'theater' – daar bent u het ongetwijfeld met me over eens - gaat het om een gefingeerde of nagespeelde werkelijkheid. Voor Pim waren de strapatsen van die allesweter helemaal niet gespeeld maar levensecht.
Wij zijn de stof waarvan men dromen maakt, zegt Prospero op het einde van The Tempest van Shakespeare. Theater als tweedimensionale werkelijkheid. Voor u als volwassene. Niet voor kleuters van vier. Die houden het op één dimensie. Eigenlijk is dat best merkwaardig als je ziet dat Pim en zijn leeftijdgenootjes de hele dag met spel in de weer zijn. Het spel van schijn en werkelijkheid is voor kleuters bijna een dagvulling. Het is hun specialiteit bij uitstek. Of ligt het toch anders? Bij de voorstelling van Theater aan het Vrijthof zag deze jonge toeschouweer geen schijn maar louter werkelijkheid. Illustreert deze constatering ook niet indirect hoe Pim zijn dagelijkse spel, buiten de theatervoorstelling, beleeft? Als Pim zijn Mega Toby-pak aantrekt en op zoek gaat naar boeven, kijken wij volwassenen naar een spel van schijn en werkelijkheid. Is het voor deze kleuter niet veel meer werkelijkheid dan schijn?
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven