Ingezonden brief: Onbetrouwbaar

Tekst Norbert Sparnaay
Gepubliceerd op 02-10-2012
Norbert Sparnaay - Waarom tellen we een onbetrouwbaar cijfer voor literatuur nog steeds mee voor het eindexamen?, vraagt een docent Engels zich af. Hij geeft zelf antwoord.

‘OK, jongens; wie heeft nu echt alle boeken gelezen?’ Deze simpele vraag – in het Engels – is het begin van een levendige discussie in mijn H5C klas over de literatuurtoets voor een andere taal. Zelfs als ik enige stoerdoenerij incalculeer, schat ik in dat minstens 70% van het opgedragen werk niet gelezen is. De leerlingen spreken – ook in keurig Engels – hun verbazing uit over het feit dat ‘die naïeve docenten’ maar blijven geloven in de fictie van de leerlingen.

Mijn verbazing groeit ieder jaar dat mijn collega's zich op dit gebied vrolijk laten belazeren door de leerlingen en dat het resulterende onbetrouwbare cijfer volgens de overheid een weging moet hebben in het eindexamencijfer. Ik ventileer dit soort verbazing regelmatig in kleine kring. Leerlingen zijn het veelal met mij eens maar vinden de huidige situatie niet onaantrekkelijk. Docenten zitten vaak nog in een ontkenningsfase.

Eén probleem van het cijfer voor literatuur is dat het gebaseerd blijkt te zijn op fictie; als het toneelstukje van de leerling overtuigend wordt opgevoerd, speelt de docent mee en geeft een redelijk cijfer. ‘No harm done? It’s all in the game?’ Nou, ik dacht het niet, hoor! Dit fictieve, onbetrouwbare cijfer moet in de huidige regelgeving een weging hebben in de schoolexamentoetsen (SET). Het heeft dus invloed op het eindexamencijfer voor onze vakken. Naast het literatuur mondeling of de boekentoets wordt dit belangrijke cijfer soms ook bepaald door een letterkundetoets die veelal gebaseerd is op het testen van kennis. Leuk voor de hardwerkende leerling, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat er een significante correlatie is tussen de cijfers voor literatuur en welk ander onderdeel van ons vak dan ook. De klacht uit het veld is vaak dat het verschil tussen het SET-cijfer en het CSE (het eindexamen zelf) bij de talen moeilijk onder controle te houden is omdat we heel andere vaardigheden toetsen. Het verschil zou makkelijker te beheersen zijn als we de vaardigheden ‘hard werk’ en ‘memoriseren’ – niet echt vaardigheden die in het CSE naar voren komen – niet zouden hoeven meetellen in ons SET-cijfer.

Naast deze praktische bezwaren tegen het meetellen van literatuur in het examen rijst ook de principiële vraag: ‘Waarom is juist deze talige cultuuruiting zo belangrijk dat het in het eindexamen een weging moet hebben?’ Lijkt het niet een beetje op het opdringen van onze elitaire hobby aan de huidige generatie? Wij zijn tenslotte in meerderheid afgestudeerd op een letterkundig onderwerp. Een ruimdenkend docent kan natuurlijk andere cultuuruitingen onder literatuur laten vallen. Denk aan Tim Minchin (comedy), Stephen Sondheim (musical) en Ray Davies (popmuziek). Maar het blijft een feit dat de leerling is overgeleverd aan de willekeur van de docent en zijn/haar opvatting over literatuur.

Laten we onze leerlingen stimuleren om écht en veel te lezen. Laten we een breed scala aan talige cultuuruitingen aanbieden en bespreken zodat onze leerlingen hun smaak kunnen ontwikkelen en hun liefde voor de desbetreffende cultuur kunnen ontdekken. Literatuur is daar een belangrijk onderdeel van, maar – ook gezien de praktische bezwaren – niet zo belangrijk dat het moet meetellen voor het examencijfer. Mijn voorlopige oplossing? Weging voor literatuur: ½ % van het diplomacijfer.

Norbert Sparnaay, docent Engels, Het Nieuwe Lyceum, Bilthoven

Deze ingezonden brief verscheen in Didactief, oktober 2012.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent