DE BUDGETEXPERT
Arjan Vliegenthart | directeur Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) | Utrecht
‘Een natuurlijke volgende stap’
‘Uit onderzoek blijkt dat jongeren veel moeite hebben grip op hun geld te houden. Meer dan een kwart van de 18- tot 35-jarigen heeft betalingsproblemen. Daarom pleiten wij voor financiële educatie in de schoolbanken. Vanaf hun achttiende verwachten we veel van jonge mensen. Ineens wordt hun handtekening goud waard en kunnen ze allerlei contracten afsluiten en schulden aangaan. Ontzettend belangrijk dus dat ze weten waar ze ja en nee tegen zeggen. Je kunt hen niet zomaar in het diepe gooien en verwachten dat ze, zonder zwemles, gelijk boven water blijven. Natuurlijk ligt er op dit vlak een grote verantwoordelijkheid bij ouders. Geldlessen zijn wat mij betreft dan ook aanvullend op en zeker niet in plaats van financiële educatie thuis. Maar we zien ouders worstelen op dit vlak. Tegelijk heerst er een groot taboe onder jongeren als het gaat om praten over geld. Ze schamen zich als ze niet die nieuwste telefoon of de juiste kleding kunnen kopen. Daarom is het belangrijk dit gesprek ook in de peergroup te voeren.
Ik kan me de verzuchting van het onderwijs goed voorstellen: wéér iets erbij. Maar schulden kosten onze maatschappij heel veel, en dan bedoel ik vooral qua leed. Het is een probleem dat maatschappij breed aandacht verdient. Ik vind het een natuurlijke volgende stap dat ook het onderwijs daaraan bijdraagt. Waarschijnlijk ter vervanging van iets anders, maar dat is niet aan mij. Gelukkig pakken verschillende scholen het al op. Maar met een vaste plek in het curriculum, geef je er structureel plaats aan en dat is belangrijk.’
DE BASISSCHOOLLEIDER
Ruscha Wijdeveld | schooldirecteur | OBS De Erasmus | Haarlem
‘Nóg een leerlijn? Alsjeblieft niet’
‘Financiële educatie is wat mij betreft de verantwoordelijkheid van ouders. Als directeur van een basisschool maak ik me er sterk voor ons curriculum te bewaken. Er wordt de laatste jaren nogal wat over de schutting gegooid; van seksuele voorlichting tot techniek, van Warme Truiendag tot De Week van de Buren. Geldles is ook weer zoiets. Begrijp me goed, het is niet dat ik het thema onbelangrijk vind. Maar op onze kleurrijke school hebben we onze tijd nodig om driehonderd leerlingen een goede basis bij te brengen. Dát is onze taak en die doen we goed.
Als wij mee zouden doen aan alle dingen waarvan de maatschappij vindt dat we het moeten doen, kunnen we geen gewone les meer geven. Echt, dan komt de basis in het gedrang. Laat staan wat het betekent voor de werkdruk van leerkrachten. Ik vind het mijn verantwoordelijkheid mijn team daarin te beschermen. Aan de ‘Week van het geld’ doen wij daarom niet mee. Aan de andere kant kan omgaan met geld prima aan bod komen in bestaande lessen of leerlijnen. Met Sinterklaas zijn we nog met de kinderen naar de supermarkt geweest om boodschappen te doen voor het pepernoten bakken. Zo leren ze wat iets kost en hoe je moet betalen. Kortom: waar we financiële educatie kunnen koppelen aan iets dat we toch al doen, is het mooi meegenomen. Maar een losse, verplichte leerlijn waarbij je ieder leerjaar voor elk kind weer een rits aan vaardigheden moet kunnen afvinken… alsjeblieft niet.’
DE WETENSCHAPPER
Wilco van Dijk | bijzonder hoogleraar Psychologische Determinanten van Economisch Keuzegedrag | Universiteit Leiden
'Het voorkomt kansenongelijkheid’
‘Om mee te komen in onze participatiemaatschappij is het broodnodig dat kinderen al vanaf de basisschool leren verstandig met geld om te gaan. Zodat er een goede basis ligt op het moment dat ze het zelf moeten gaan doen. Vanuit onszelf maken we als mensen meestal niet de meest verstandige economische keuzes. Vandaag iets kopen is nu eenmaal aantrekkelijker dan sparen voor later. Nu het betalingsverkeer grotendeels digitaal plaatsvindt, is geld uitgeven ook nog eens erg laagdrempelig. En daarbij is het financiële landschap complexer geworden. Van ziektekosten tot toeslagen en een studielening: zodra je achttien bent, moet je alles zelf regelen en krijg je te maken met talloze keuzeopties. Wie even niet oplet, kan zomaar in de schulden raken.
Ik vind het heel belangrijk dat kinderen financiële kennis opdoen en snappen hoe het systeem in Nederland werkt. Ze moeten weten welke risico’s er zijn en waarom een buffer verstandig is. Naast kennis moeten ze ook vaardigheden leren, bijvoorbeeld om zelf goed te budgetteren en een spaarplan te maken. Door dit in het onderwijs aan te pakken, voorkom je kansenongelijkheid. Juist kinderen uit kwetsbare gezinnen krijgen vaak weinig kennis of goede voorbeelden mee. Waardoor zij ook op dit vlak weer een achterstand kunnen oplopen. Als je ouders dan ook nog eens niet veel draagkracht hebben, is vierhonderd euro schuld bij de telefoonmaatschappij meteen een flink probleem. Door kinderen op school al financieel vaardig te maken, geef je iedereen een eerlijke start.’
DE ECONOMIEDOCENT
Maarten Bos | docent economie | Hervormd Lyceum West | Amsterdam
‘Belangrijker dan inflatie’
‘Van mijn leerlingen krijgt, schat ik, maar zo’n tien procent zakgeld. De meesten hebben een makkelijke, onbezorgde houding ten opzichte van geld. ‘Als ik iets nodig heb, dan vraag ik het gewoon.’ Straks worden ze achttien en moeten ze het zelf doen. En dat in een tijd waarin de verleiding om geld te lenen en uit te geven, enorm is. Ik denk dat geldproblemen zeker op de loer liggen. Lange tijd was het de verantwoordelijkheid van ouders om kinderen financiële kennis en vaardigheden bij te brengen. Maar in het complexe landschap van vandaag kan je niet van alle ouders verwachten dat ze hun kinderen hier goed in ondersteunen. In de praktijk gebeurt dat in ieder geval onvoldoende. Dus vind ik dat scholen het moeten oppakken. Wat mij betreft met een vaste module binnen het vak economie. Natuurlijk moet daar een goed en efficiënt programma voor komen. Ik draai mee in het Europese project EUFIN, waarin wetenschappers en docenten geschikt lesmateriaal ontwikkelen en testen. Het afgelopen jaar testte ik bijvoorbeeld een online escaperoom. Daarin doen leerlingen financiële kennis op door aanwijzingen te verzamelen en uiteindelijk, het liefst sneller dan hun klasgenoten, een kluis te kraken. Die spelvorm werkte goed; leerlingen waren enthousiast. Het zou een mooie afsluiter kunnen zijn van een bredere module. Ik snap dat niet iedereen staat te springen om meer verplichte lesstof. Maar in 3-mavo kan ik er prima tijd voor maken. Uiteindelijk is financiële geletterdheid voor zestienjarigen belangrijker dan kennis van inflatie of arbeidsproductiviteit. Dit gaat henzelf aan.’
Florian Wigman (11), groep 8 basisschool Paschalis:
‘Sinds een paar jaar krijg ik zakgeld. Op dit moment krijg ik 3,50 euro zakgeld per week. Dat mag ik vrij besteden, want kleding en schoenen betalen mijn ouders. Van mijn zakgeld koop ik nooit iets lekkers, want dat vind ik zonde. Ik spaar het liever op om af en toe LaQ speelgoed te kopen. Dat is een nieuw soort constructiespeelgoed. Mijn moeder bestelt dat dan online voor mij en daarvan maak ik mooie bouwwerken. Hoeveel zakgeld mijn vrienden krijgen weet ik niet. We hebben het er nooit over.’
Pavan (14), 3 havo, Lyceum Ypenburg:
‘Ik krijg geen zakgeld. De verleiding om alles uit te geven aan snoep is te groot. Dan is mijn zakgeld zó op! Ergens voor sparen vind ik moeilijk; een doel heb ik niet. Om met geld te leren omgaan vragen mijn ouders mij regelmatig een boodschap te doen en de uitgaven in een boekje te schrijven. Op de basisschool kreeg ik één keer voorlichting over geld. Dat is echt te weinig. Voor velen op het voortgezet onderwijs zou goede voorlichting effectief zijn. Zeker in deze digitale wereld, waarin je je minder bewust bent van de waarde van geld.’
Jaimy (18), onderwijsassistent in opleiding, Nova College:
‘Wanneer ik iets te duur vind, koop ik het niet. Op = op, leerde ik altijd. Nu ik nog thuis woon, heb ik maandelijks ongeveer 500 euro inkomsten uit zak- en kleedgeld en mijn bijbaan. Mijn studie en zorgverzekering betaal ik zelf. Sparen doe ik voor mijn vervolgopleiding. Ook zet ik graag geld opzij voor mindere tijden. Wel vind ik moeilijk in te schatten of ik met mijn inkomen uitkom. Zo had ik niet gerekend op een rekening voor studieboeken (eerder altijd gratis). Als je 18 wordt verandert er sowieso veel. Ik wil liefst geen geld lenen. Maar ik heb geen idee hoeveel ik in de toekomst nodig heb.’
Maura (12), brugklas, Amsfort College:
Nu ik in de brugklas zit, krijg ik 4 euro zakgeld per week, net als de meesten in mijn klas. Na de pandemie hoop ik als oppas wat bij te verdienen. Voorheen bepaalden mijn ouders hoe ik mijn zakgeld besteedde. Nu ben ik daar vrij in, ook om te leren met geld om te gaan. Sparen doen mijn ouders voor mij. Ik geef graag geld uit, vooral aan cadeautjes of traktaties voor anderen. Ik moet dus goed op mijn rekening letten. Best lastig. Meestal bedenk ik achteraf pas wat ik heb uitgegeven. Ik zou het wel fijn vinden als er ook op school aandacht is voor omgaan met geld.’
Adil (15), 3 vmbo, Hervormd Lyceum West:
‘Ik krijg geen vast bedrag aan zakgeld. Als ik geld nodig heb voor uitgaan of drinken op school, vraag ik het thuis. Zo krijg ik gemiddeld 10 euro per week en probeer daar zo lang mogelijk mee te doen. Ik mag dit vrij besteden, maar heb ook geen overzicht. Dat vind ik best lastig. Wat helpt is dat we op school in de les Economie praten over geld. Zo behandelen we nu een hoofdstuk over inkomen waar iedereen van leert. Met mijn docent heb ik het regelmatig over sparen. Als ik zou kunnen sparen is dat voor studie, mijn autorijbewijs of gewoon voor “later”. Ik denk dat als je werkt, je makkelijker spaart.’
Peerke (17), 4e klas praktijkonderwijs, Sprongcollege:
‘Op school hebben we les over omgaan met geld. Ik vind dit heel nuttig, ook al krijg ik thuis al het nodige erover mee. Op school leggen ze het gewoon in andere woorden uit. En leer ik waarom sparen voor later handig is en hoe je dat doet. Zo kregen we eens een briefje van 100 euro monopoliegeld met de vraag hoe je dit zou besteden. Sommige klasgenoten geven het dan allemaal uit, maar ik zou in ieder geval de helft ervan sparen. Voor later. Zo spaar ik nu ook van mijn wekelijkse 5 euro zakgeld. En geef ik toch te veel geld uit, dan geven mijn ouders dat wel aan.’
Dit artikel verscheen in de special Financiële Geletterdheid van Didactief, maart 2021.
1 Special: Financiële Geletterdheid
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven