Hoewel het lerarentekort in het basisonderwijs een landelijk probleem is, worden met name de grote steden getroffen. De nood aan gekwalificeerde leerkrachten is hoog. Vacatures staan lang open, zieke leraren kunnen niet worden vervangen en dus worden leerlingen steeds vaker naar huis gestuurd.
Er zijn in de afgelopen maanden maatregelen afgekondigd en ingevoerd om dit tekort te bestrijden, maar die zijn voor steden als Amsterdam niet voldoende. Als we deze schaarste effectief willen aanpakken en ervoor willen zorgen dat leerlingen die goed onderwijs keihard nodig hebben dit ook krijgen, dan zullen leerkrachten in grote steden beter moeten worden beloond.
Het tekort verschilt sterk per regio. In het westen zijn meer banen dan leraren, en in het noorden, oosten en zuiden van het land is dat precies andersom. Het probleem is evenwel dat deze beschikbare leraren het verhuizen naar de hoofdstad niet als een reële optie zien. Sterker nog, wij verliezen juist leraren voor het Amsterdamse onderwijs.
Door krapte op de woningmarkt verhuizen zij naar buiten de stad. Dat heeft alles te maken met kosten voor levensonderhoud. Woningen zijn met een normaal salaris niet meer te vinden. Leraren verdienen te veel voor een sociale huurwoning, maar te weinig voor een koopwoning waarin een gezin kan wonen. Door de goede arbeidsmarkt kiezen veel forensende leraren er momenteel voor nabij hun huis te werken en verlaten dus het Amsterdamse onderwijs. Een begrijpelijke keuze want waar je ook werkt als leraar, je verdient altijd en overal hetzelfde.
Het belangrijkste effect is dat de kwaliteit van het onderwijs gestaag achteruitgaat. Teams worden instabieler, meer en meer schoolleiders en ondersteuners staan voor de klas, waardoor er ander belangrijk werk blijft liggen. Passend onderwijs wordt moeilijker uitvoerbaar, omdat de extra ondersteuning steeds vaker vervalt en scholen in complexe wijken met veel kwetsbare leerlingen nauwelijks nog goede leraren kunnen vinden. Ondertussen is het moeilijk te verkroppen dat commerciële bureaus die bemiddelen bij tijdelijke krachten een goede boterham verdienen ten koste van leerlingen en leraren voor wie het onderwijsgeld eigenlijk bedoeld is.
Om het beroep aantrekkelijk te houden, is een goed salaris, betekenisvol werk en een beheersbare werkdruk nodig. Daar kan een school veel, maar niet alles, aan doen. Over goede arbeidsvoorwaarden gaat de school niet. Aan verbetering van die salarissen is onder grote druk vanuit het onderwijsveld eindelijk wel iets gedaan, maar het is niet genoeg. Er is nog steeds een kloof met andere onderwijssectoren, en dat is zeker in de grote steden fnuikend.
Verdere stappen zijn nodig. Iets wat in andere landen heel gebruikelijk is, salarisdifferentiatie afhankelijk van de stad en school waar je werkt, zou ook voor Nederland een oplossing kunnen zijn. Een grotestedentoeslag dus.
Immers, in verschillende steden in de Randstad is het dagelijks leven duurder. Leraren weten ook dat het werk op bepaalde scholen in deze grote steden zwaarder is dan elders, omdat er meer en complexere problematiek is. Bij extra uitdagende schoolpopulaties ligt zo’n toeslag dan ook voor de hand.
Op de plekken waar onderwijs de grootste toegevoegde waarde heeft, wil je de beste en meest ervaren leraar. Parijs heeft dit begrepen. Daar verdienen leraren op de meest uitdagende scholen 20 procent meer, geven ze 20 procent minder lesuren en zijn de klassen 20 procent kleiner. Zo houd je het aantrekkelijk.
We willen hier niet eindigen met een uitgeklede publieke sector en duur privéonderwijs voor expats en veelverdieners. Daar zijn we gelukkig nog lang niet, en dat moeten we zo houden.
Deze opinie verscheen op 13 december 2018 in dagblad Trouw.
Arnold Jonk is bestuurder bij Samen tussen Amstel en IJ en Eva Naaijkens is schoolleider van de Alan Turingschool in Amsterdam.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven