‘Extraparlementair’ zou zomaar eens het woord van 2024 kunnen worden. Informateur Kim Putters liet vorige week weten dat hij en de partijleiders van NSC, PVV, VVD en BBB eruit zijn: de beste oplossing is een extraparlementair, ‘niet gewoon’ kabinet (of zoals Putters het noemde een programkabinet) met vakministers. Hopelijk worden dat ministers met verstand van ingewikkelde dossiers. En hopelijk mag Robbert Dijkgraaf (D66) aanblijven als minister van onderwijs.
Robbert Dijkgraaf verruilde in 2022 zijn functie als directeur van Princeton voor een ministerspost, van onderwijs, cultuur en wetenschap. Van zelfstandige bèta-genieën naar ruziënde politici in de Tweede Kamer; het moet voor Dijkgraaf een cultuurshock zijn geweest. Tijdens de eerste debatten van kabinet Rutte IV bleef hij op de achtergrond, zijn uitdrukking soms geschrokken. Ook de maanden daarna was de nieuwe minister bijna onzichtbaar. Hij observeerde en maakte notities.
Maar toen gebeurde er iets bijzonders. Dijkgraaf pleegde hoor en wederhoor en hield in beleidsvorming serieus rekening met verschillende perspectieven en posities (zie bijvoorbeeld de ‘Spreek je uit!’ evenementen op het h(b)o en mbo, waar hij met studenten van gedachten wisselde). Als minister toonde hij geen ego, alleen motivatie om de bestaande onderwijspraktijk te verbeteren. En hij groeide in zijn functie: steeds vaker kwam hij in het nieuws met daden die klein leken, maar groot waren.
Dijkgraaf keek daarbij verder dan zijn eigen vakgebied, de universitaire wereld van de theoretische natuurkunde. Sterker nog, hij maakte zich juist hard voor het mbo. Bijvoorbeeld door havisten en vwo’ers op het hart te drukken dat ze zich ook konden oriënteren op een praktische opleiding. En het was ook Dijkgraaf die kwam met een dringend advies om telefoons te bannen uit het onderwijs, met jongeren in gesprek ging over mentale gezondheid en voor studenten de basisbeurs herintroduceerde. Dijkgraaf toonde zo begrip voor onderwijsuitdagingen — zoals kansenongelijkheid en de maatschappelijke waardering van ‘hoog’ en ‘laag’ opgeleid — die voorgaande bewindsleden vaak negeerden.
Maar het is geen geheim dat de formerende partijen geen hoge pet op hebben van Dijkgraafs partij D66, die tijdens de verkiezingen maar liefst vijftien zetels verloor. Tussen 2006 tot 2018 botste Geert Wilders (PVV) bijvoorbeeld hard met toenmalig D66-leider Alexander Pechtold . En voormalig D66-leider Kaag noemde hij ‘een heks’ en wilde hij 'een bezemsteel' cadeau doen. De gehele rechterlijke macht reduceerde Wilders eerder tot ‘D66-rechters’. En ook de frictie tussen VVD en D66 is sinds de ‘hier scheiden onze wegen’ uitspraak, voorafgaand aan de langste formatie uit de Nederlandse geschiedenis, nooit helemaal verdwenen.
Toch hoop ik dat de inspanningen van Dijkgraaf de formerende partijen aan het denken zetten. Want nu opvallend veel ministers het schip van Rutte IV verruilen voor een andere werkgever – soms voor een hoger doel (Sigrid Kaag werd gezant in Gaza), soms uit opportunisme (Wopke Hoekstra verruilde zijn vicepremierschap voor Eu-Commissaris voor de Europese Green Deal) – blijft Dijkgraaf in deze demissionaire blessuretijd gedreven doorwerken aan sociale veiligheid voor stagiaires, het fraudebeleid van DUO, de rechten en maatschappelijke positie van vrouwen en een wet internalisering. Dat moeten de nu formerende partijen ook zien.
Daarbij komt dat D66, VVD en PVV in hun verkiezingsprogramma’s het weldegelijk eens zijn over het maatschappelijk belang van goed onderwijs. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de onderwijssector in crisis verkeert. De leerresultaten van leerlingen lopen terug, de mentale problemen nemen toe, er zijn steeds minder leraren te vinden. Terwijl in de politieke campagnes en verkiezingsprogramma’s het woord lerarentekort amper te vinden was, is iedereen — links, rechts, progressief, conservatief — gebaat bij een deskundige minister op onderwijs. Onderwijs loopt namelijk als maatschappelijke ader dwars door de politieke verschillen in de samenleving.
Nu een ‘niet-gewoon’ kabinet met vakministers steeds dichterbij komt, kan het onderwijs profiteren van een ‘niet-gewone’ aanpak. Een nieuwe minister aanstellen in een tijd van grote onderwijsuitdagingen is riskant: met de huidige problemen in het onderwijs is de baan veeleisend en een nieuwe minister inwerken kost tijd en energie. Verder is het de vraag of Nederland op termijn de kwaliteit van minister Dijkgraaf terugkrijgt, die daadkracht heeft laten zien en zijn vak steeds beter lijkt te verstaan. Met de vroegtijdige val van het kabinet Rutte IV zijn Dijkgraafs plannen in de knop gebroken. Laten we dat dus herstellen en minister Dijkgraaf behouden als vakminister onderwijs.
Daan Krahmer is docent op het Eckartcollege Eindhoven.
Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken. |
1 Studiebeurs voor Caribische studenten
2 Lerarenstrategie, een analyse
3 Cito, vernieuwen graag, maar tíjdens het eindexamen?
4 Kansengelijkheid: gewoon harder werken?
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven