Er bestaat in het onderwijs een zekere schroom om de noodzaak van ethische vorming expliciet te benoemen. Enerzijds komt dat omdat mensen het associëren met religieuze voorschriften. Een voorbeeld is de wijze waarop de bestuurder van een onderwijsinstelling reageerde op mijn suggestie om ethische vorming in het onderwijs op de kaart te zetten. Ze zei: “O nee, geen ethische vorming op de agenda, dat ligt gelukkig achter ons!” Bij haar bleek ‘ethische vorming’ het beeld op te roepen van een pater of dominee die in de klas aan leerlingen komt vertellen hoe ze moeten geloven en handelen. Anderzijds komt het omdat mensen niet willen dat de overheid hen voorschrijft wat de normen en waarden zijn die we met elkaar in Nederland nastrevenswaardig vinden. Deze aarzeling speelt vooral in de discussies over de inkleuring van ‘burgerschapskunde’, als schoolvak of als curriculumbrede activiteit.
Toch zien we maatschappijbreed hoe nodig het is om leerlingen de vaardigheden mee te geven om te leren nadenken over goed en kwaad en in lijn met hun beste geweten te handelen en hun kritisch vermogen aan te spreken. De schandalen waarin bedrijven en politici verwikkeld raken volgen elkaar met grote snelheid op. Soms lijkt het alsof ‘geld’ nog de enige maatstaf is waarlangs ‘goed handelen’ wordt gemeten.
Wanneer we over de betekenis van het begrip ‘ethische vorming’ spreken, lijkt het verstandig om met elkaar af te spreken wat we eronder verstaan. Ethische vorming zou ik graag willen verbinden met een notie van vrijheid: we willen dat leerlingen in vrijheid over hun eigen normen en waarden leren nadenken, zich daar ook kritisch naar leren verhouden, en in lijn daarmee leren handelen. Morele vorming zou ik daarentegen willen reserveren voor het overdragen van vaste inzichten en regels over de manier waarop we (zouden) moeten handelen. Het verschil tussen beide kunnen we illustreren aan de manier waarop een koekenbakker koekjes bakt. Dat kan in vrijheid, zonder maatbekers en zonder mal, puur varend op ervaring, en het kan op voorgeschreven wijze: een vast recept en vormpjes om ervoor te zorgen dat elk koekje er precies hetzelfde uitziet. De eerste manier vergelijk ik met ethische vorming, de tweede met morele vorming. Beide komen echter daarin overeen dat ze, in onderscheid met andere manieren van ‘vormen’, alles te maken hebben met een gerichtheid op ‘het goede’. Wat dat ‘goede’ is, staat – volgens het eerder gemaakte onderscheid – bij ‘morele vorming’ vast (het wordt van bovenaf opgelegd, door religie of de overheid) en is bij ‘ethische vorming’ in de eerste plaats een vraag, waarover eenieder zich kan buigen.
Mijn voorstel is om bij het nadenken over de vraag wat ‘het goede is’, ons ‘een leefbare aarde’ als ethische horizon voor ogen te stellen, ook, en in het bijzonder, in het onderwijs. Onder de ethische horizon versta ik de waarden die wij kiezen om ons handelen aan te toetsen. Mijn motivatie tot het voorstel is de constatering dat we in het onderwijs, en breder in de maatschappij, het bewust zijn van de ethiek als grond van ons bestaan zijn kwijtgeraakt. Dit met als droevig resultaat dat ons leven op de planeet aarde is ontspoord.
Het beoogde doel van het voorstel is om de nieuwe generatie te doen opgroeien in het besef dat we met elkaar verantwoordelijk zijn voor het kwetsbare leven op onze planeet.
Een ‘leefbare aarde’ als ethische horizon is in de eerste plaats een ecologische, en bovendien een sociale notie. Het biedt een krachtig alternatief voor ‘geld’ als enig criterium om ons handelen aan te toetsen. De notie is verenigbaar met talloze levensbeschouwelijke oriëntaties, religieus en niet-religieus. Het gaat bijvoorbeeld samen met waarden die in de context van burgerschapsvorming worden genoemd, zoals gelijkwaardigheid, solidariteit, tolerantie en verantwoordelijkheid, of met waarden die in de context van religieuze oriëntaties worden genoemd, zoals rechtvaardigheid, liefde, de onderwerping aan de godheid, wijsheid en compassie. Steeds betrekt de notie ons bij de vraag wat ons met een ‘leefbare aarde’ als ethische horizon voor ogen staat, zowel in ecologisch als sociaal opzicht. Wat eronder wordt verstaan zou naar mijn mening de uitkomst moeten zijn van een gesprek. De betekenis staat dus niet vast, integendeel. Juist daarover duidelijkheid krijgen, vormt onderdeel van het gesprek. Het gaat erom, ons in gesprek over ethische kwesties ervan bewust te zijn of te worden wat ons ermee in een concreet geval voor ogen staat.
‘Een leefbare aarde’ als ethische horizon kan de schroom om ethische vorming in het onderwijs op de kaart te zetten, wegnemen. De notie werkt depolariserend en verbindend. Wel is het belangrijk om het expliciet over ‘ethische vorming’ te hebben, in onderscheid met ‘morele vorming’, om geen onnodige irritaties op te roepen. Ook is het belangrijk om van ‘ethische vorming’ te spreken, om het duidelijk te onderscheiden van andere manieren van ‘vormen’, zodat het niet het onderspit delft temidden van al die andere manieren. Denk bijvoorbeeld aan ‘burgerschapsvorming’ of ‘persoonsvorming’ (waar zowel morele-, levensbeschouwelijke-, cultureel-historische- en intellectuele vorming onder vallen), ‘maatschappelijke vorming’ en ‘beroepsvorming’. Willen we ethische vorming in het onderwijs op de kaart zetten, dan zullen we het ook zo moeten noemen.
Filosoof en docent levensbeschouwing op het Bonaventuracollege in Leiden Dit artikel is gebaseerd op mijn publicatie: Ethische vorming in het onderwijs met het oog op een leefbare aarde: tien aanbevelingen, hier te downloaden. In het essay ga ik in op de gespreksmethode ethische gespreksvoering©, die ik heb ontwikkeld om ethische vraagstukken bespreekbaar te maken. Socratische gesprekstechnieken vormen de basis, het onderwerp en het gezamenlijke onderzoek naar wat goed is en wat niet, bepalen het ethische karakter ervan. |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven