Interview

In de biotoop van Amanda Wesseling

Tekst Paulien de Jong
Gepubliceerd op 09-09-2021 Gewijzigd op 07-09-2021
Voor de vrolijke Amanda Wesseling zijn directe-instructielessen een feestje. ‘Omdat je zo duidelijk met stappen werkt, zie je heel snel wie het snapt en wie niet.’





                                                            'Avonturen met sommen'

Je hebt mensen die van jongs af aan weten dat ze juf of meester willen worden: de geboren leraar. En je hebt Amanda Wesseling (29), die zich altijd verwondert over zo’n vroege roeping. ‘Ik zat als kind bij iemand in de klas die in groep 6 al wist dat ze juf wilde worden. Op de middelbare school dacht ik aan haar terug en concludeerde: als ik die wens niet al op de basisschool had, dan wil ik het blijkbaar niet zo graag.’ Via een omweg – toerisme bleek zozo, voor de politieacademie was ze te jong – wordt het alsnog de pabo. Na een laatste stage op Aruba begint ze in 2015 als vaste leerkracht van groep 1/2 in Utrecht en later als invaller op een andere school. Na tweeënhalf jaar slaat de onrust toe, ze wil reizen voor het gesettelde leven begint. Wesseling pakt haar rugzak en trekt anderhalf jaar door Azië, Australië en Nieuw-Zeeland. Eenmaal terug in 2019 – hallo lerarentekort – heeft ze de banen voor het uitkiezen. Ze voelt veel bij de visie van de Drie Koningenschool in De Meern. Ze heeft een positief gesprek met de directeur en wordt enthousiast van zijn verhaal over leerteams, jezelf verbeteren door de eigen praktijk te onderzoeken en te vergelijken met wetenschappelijk onderzoek. ‘Dat geeft ons veel inspraak in ons onderwijs. En er is nóg een voordeel: er zijn hier géén vergaderingen. Althans, geen hoorcolleges voor veertig man,’ lacht ze. Al met al geniet ze alweer bijna twee jaar van een heerlijke baan.


Amanda Wesseling: ‘Door de leerteams hebben we veel inspraak in ons onderwijs.’



Hoge verwachtingen

De rooms-katholieke Drie Koningen telt zo’n 650 leerlingen en 50 personeelsleden verdeeld over 27 groepen op twee locaties: het oude en een hypermodern gebouw. We bellen aan in de oudbouw tegenover de Mariakerk. Schoolleider Dave van der Geer ontvangt met een glimlach: ‘Jij gaat vandaag Amanda beroemd maken.’ We horen het al, de lat ligt hoog. Helemaal in lijn met de visie op leren: hoge verwachtingen van elkaar en de kinderen. Hoe dat werkt, zien we tijdens een rekenles in de groep 5 van Wesseling.

Ze laat de leerlingen hun wisbordjes, een vel karton in een plastic ringbandmapje, erbij pakken. ‘Het doel vandaag is dat we kunnen afronden op honderdtallen tot duizend. Je mag in je boek meekijken naar het gele stukje dat we eerst even samen lezen.’ Wesseling leest voor: ‘Bij het afronden op een honderdtal kijk je naar het tiental: is het kleiner dan vijf, dan rond je af naar beneden, is het groter, dan naar boven.’ Op het digibord verschijnt een getallenlijn. ‘We gaan eerst afronden op honderdtallen. Bijvoorbeeld: het getal 623. In dit geval is het tiental een twee. Die zit dus ergens tussen de 600 en de 700. De twee is lager dan de vijf, dus we ronden hem naar beneden af, naar 600. Oké, teken op je wisbordje een getallenlijn.’ Ze herhaalt het voorbeeld met 323. ‘Als we afronden, waar moeten we dan naar kijken, Anne-Lotte?’ vraagt Wesseling terwijl ze het beurtstokje wegstopt. ‘Naar de tientallen,’ antwoordt het meisje. ‘Heel goed.’ Tegen de klas: ‘Oké, overleg bij de volgende even met je buurman of buurvrouw. Vijf, vier, drie, twee, één, nul, Max, waar ligt het getal dichterbij?’



EDI-jasje

Terwijl de leerlingen samenwerken, loopt Wesseling rond om feedback te geven. ‘Complimenten hoor, want ik zie al veel kinderen zachtjes werken en ik hoor de hersenen kraken.’ Ze blijft staan bij een jongen die niet zo blij kijkt. Ze fluistert, wijst met haar vinger op het wisbordje en knijpt even in zijn schouder.

 

‘Rekenen is leuk om te geven,
er zit structuur in’



Het tempo ligt hoog, maar de les is niet gejaagd. Leerlingen krijgen steeds zo’n dertig seconden denktijd voor een antwoord; er is domweg geen tijd om te kletsen, want de volgende som staat alweer op de stoep. ‘Waar zijn jullie vraagtekenblokjes? Als je een vraag hebt, leg je je blokje neer hè, anders moet je heel lang met je vinger in de lucht en daar krijg je een lamme arm van.’

Wesseling is kalm en geduldig, haar
zachtaardige stem en vrolijke ogen verraden het plezier. ‘Rekenen vind ik heel leuk om te geven omdat er veel structuur in zit, alle taal- en rekenlessen stoppen we in zo’n EDI (Expliciete Directe Instructie)-jasje. Zulke lessen zijn feestjes, omdat je duidelijk met stappen werkt en heel snel ziet wie het snapt en wie niet, zoals het meisje achterin. Ik zag dat ze meer tijd nam, liep naar haar toe en we oefenden samen.’

                                                                        Leerlingen doen mee op hun wisbordjes,
                                                                        in een plastic mapje.


Uitblinkmoment

Sinds dit schooljaar is Wesseling ook voorzitter van het leerteam en cultuurcoördinator. Het afgelopen coronajaar werd op cultuurvlak niet veel gedaan, maar dit jaar start de school met projectmatig werken en thematisch onderwijs. ‘Creativiteit is een beetje een ondergeschoven kindje. De verplichte vakken staan als een huis, maar uit de zaak- en creatieve vakken kunnen we nog meer diepgang halen.’ Het thematisch onderwijs moet daarvoor een stevige basis bieden. In haar lessen zit al een aardige mix, denkt Wesseling. Ze vertelt met foto’s over haar museumbezoeken of geschiedenisverhalen waar leerlingen bij wegdromen – ‘Ik hoop net zo goed te worden als mijn vroegere meester Linschoten’ – en ze werkt op maandagochtend met gesprekskaartjes en knutselt veel. ‘In mijn lokaal is het vaak een rommel, de achterwand staat vol met spullen. Ik kan ’s ochtends ineens besluiten om ’s middags te papier-maché’en.’ Wat Wesseling dan een pre vindt, is dat kinderen die taal en rekenen lastig vinden, bij die andere activiteiten ook hun uitblinkmoment hebben. ‘Laatst naaiden we t-shirts en de jongen die naar het speciaal onderwijs ging, maakte een prachtig shirt. Daar gaat mijn hart sneller van kloppen.’


What’s next voor de reislustige leraar? Schoolleider lijkt haar wel wat, of misschien eerst nog een paar jaar lesgeven in het buitenland via het NOB (Nederlands Onderwijs in het Buitenland, red.). Het bloed kruipt tenslotte waar het niet gaan kan.


Deze aflevering van 'In de biotoop van...' verscheen in Didactief, september 2021

Click here to revoke the Cookie consent