Een voorzet voor Masterplan basisvaardigheden

Tekst Jan Jimkes
Gepubliceerd op 10-02-2022
Jan Jimkes - Het nieuwe kabinet wil met een ‘masterplan’ de gebrekkige basisvaardigheden van leerlingen aanpakken. Een uitstekend idee. Dat masterplan moet wel direct tot actie in de scholen leiden, want zij zullen het probleem moeten oplossen. Dus laten we alsjeblieft geen procesmanagement gaan optuigen dat scholen van bovenaf met adviezen gaat bestoken of erger nog methodes gaat voorschrijven. Ik pleit voor een pragmatische aanpak.

1. Zorg voor een duidelijk kompas

Scholen moeten weten waar ze op moeten koersen en daarom dient de overheid een duidelijk kompas te bieden. Dat betekent duidelijkheid over het ‘wat’ (de inhoud). Dat ‘wat’ wordt globaal door kerndoelen, gedetailleerd in de referentieniveaus beschreven. Deze zijn ontworpen om de scholen richting te geven en de Inspectie gebruikt ze ook als meetinstrument. Zij worden nu geëvalueerd en waar nodig herzien.

Voor het masterplan is van het belang dat deze herziening met spoed wordt afgerond. Al in het regeerakkoord van 2017 werd ze aangekondigd, maar de herziening dreigt opnieuw te worden vertraagd doordat de overheid haar onderdeel wil maken van de grote curriculumherziening.

2. Stimuleer kennisnetwerken

Naast het wat is het ‘hoe’ van doorslaggevend belang: het probleem met de basisvaardigheden (lezen, schrijven en rekenen) wordt met name veroorzaakt door een ondeugdelijke didactische aanpak van leraren. Formeel gaat de overheid niet over het ‘hoe’, maar toch kan ze ook hierin een richtinggevende rol spelen, met name voor scholen die het op eigen houtje niet redden. Veel scholen slagen er zelf wel in om de basisvaardigheden op peil te krijgen. Bekende voorbeelden zijn de Alan Turingschool in Amsterdam of ’t Palet in Heeswijk-Dinther. Dat is ze gelukt door een deugdelijk leerplan ofwel schoolcurriculum op te stellen en dat plan in de praktijk goed uit te voeren. Dat houdt onder meer het ontwikkelen van goede leerlijnen in en het niet blind volgen van de (te dikke) leermethoden (geeft overladenheid!). Op zo’n school zijn docenten niet alleen uitvoerder, maar ook architect van het leerplan.

Maar op diverse scholen ontbreekt die deskundigheid. Deze scholen zullen hulp nodig hebben om tot om tot een deugdelijk leerplan te komen. De overheid moet daartoe geen leermethode gaan voorschrijven. Wel moet ze het ontstaan van onderwijskennisnetwerken stimuleren en faciliteren en zorgen dat bestaande hulporganisaties beter in beeld komen.

Binnen zo’n kennisnetwerk kunnen scholen zich laten inspireren door scholen die nu al succesvol zijn (good practices). Niet door blind te kopiëren, maar een leerplan opstellen dat past bij het docententeam en type leerlingen. Mooi voorbeeld: het pas gestarte  Onderwijs Netwerk Amsterdam (ONA).

Er bestaan diverse organisaties, zoals EducationLab, Onderwijskennis.nl en Stichting Leerkracht, of tijdschriften als Didactief, die scholen kunnen helpen, doordat ze een brug slaan tussen inzichten uit onderzoek en de onderwijspraktijk. SLO kan scholen heel praktische hulp leveren bij het opzetten van hun leerplan. Dit instituut  heeft in aanvulling op de referentieniveaus tussendoelen en leerlijnen ontwikkeld. Kortom er is voldoende aanbod, scholen moeten het wel gemakkelijker kunnen vinden.

Om het zoeken voor de scholen te vergemakkelijken moet de overheid zorgen dat good practices en al de hulporganisaties in kaart worden gebracht. Een taak die ze aan het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) zou moeten opdragen.

3. Actievere rol van de Inspectie

Jaar in jaar uit signaleert de Inspectie van het Onderwijs dat het niveau van de basisvaardigheden onder de maat is. Toch krijgt slechts een gering percentage basisscholen het predicaat onvoldoende of zeer zwak. Dit doet vermoeden dat de drempel om een voldoende te halen te laag is. De lat moet dus hoger. Niet alleen het signaleren moet beter (en de overheid lijkt dit, getuige de Kamerbrief van minister Wiersma van 28 januari ook te willen aanpakken), de Inspectie moet scholen óók actief helpen het niveau te verhogen. Ze moet van scholen waar het niet goed gaat een verbeterplan eisen en ze de weg naar de geschikte hulpverleners wijzen. De inspectie moet daarbij rechtstreeks de  schoolleider aanspreken, niet (volstaan met) de bestuurder op afstand.

4. Kwaliteit pabo-opleidingen

Om het niveau in het primair onderwijs op orde te krijgen, moet over de kwaliteit van de pabo-opleidingen geen twijfel bestaan. Dit vraagt om meer toezicht van de Inspectie van het Onderwijs die daarbij een betrouwbaar meetinstrument moet gebruiken.  

5. Beter faciliteren schoolleiders

Om tot een deugdelijk schoolplan te komen en de uitvoering te borgen spelen schoolleiders een cruciale rol. Zonder goede schoolleiders gaat het niet lukken. Ze moeten daarvoor beter dan nu gehonoreerd en gefaciliteerd worden. Het geld moet in zijn geheel rechtstreeks naar de scholen gaan!

6. Aanpak lerarentekort

Een schoolleider kan niet alleen de rol van de architect op zich nemen, hij moet ook de leraren bij het ontwerpproces betrekken. Dit vraagt natuurlijk om voldoende goede leraren. Er zal dus ook een masterplan ‘lerarentekort’ moeten komen.

Om dit tekort te bestrijden zijn onorthodoxe maatregelen nodig. Tussen de scholen en de overheid bevindt zich ‘een arsenaal aan beleidsbemoeiende en meesturende organisaties’, zoals Edith Hooge (voorzitter onderwijsraad) omschrijft.

Deze kleilaag is in de afgelopen decennia enorm gegroeid (alleen de VO-Raad al heeft ruim 120 medewerkers in dienst).
Veel leraren verlieten de school en werden stuurlui aan de wal. Maar het is nu alle hens aan dek. Een flink deel moet nu voor een paar jaar hun bureaustoel inruilen voor werk in de klas. Een win-win situatie: de onderwijsadviseurs en onderwijskundigen kunnen hun kennis de school inbrengen en door zelf les te geven het lerarentekort verminderen.

Dit is tevens een prima aanzet tot een permanente wisselwerking tussen  onderwijswetenschap en onderwijspraktijk.

7. Curriculumherziening in de ijskast

Zowel het masterplan basisvaardigheden als het masterplan lerarentekort vraagt veel tijd en energie. Zolang deze problemen niet zijn opgelost, moeten we dus uiterst terughoudend zijn met andere projecten. Dit geldt in het bijzonder voor het al jaren voortslepende hoofdpijndossier: de curriculumherziening.
Voor het masterplan basisvaardigheden is de herziening van de referentieniveaus het enige onderdeel van curriculumherziening dat echt relevant is. Van dit megaproject, dat nu ter beoordeling voorligt bij de Kamer, moeten uitsluitend dié curriculumvernieuwingen doorgaan waarvan onomstotelijk nut, noodzaak en urgentie zijn bewezen.  

Jan Jimkes is gepensioneerd conrector en leraar wiskunde

Verder lezen

1 Hoe nu verder?
2 Kaders en samenhang in het curriculum

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent