'Woede om drinkende Nederlander in Indiase tempel’, ‘Nederlander krijgt drie maanden cel voor heiligschennis Myanmar’, en ‘Schade van Feyenoordhooligans in Rome bijna acht miljoen’. Dit zijn een aantal recente krantenkoppen die geen positief beeld schetsen van hoe Nederlanders omgaan met buitenlands historisch cultureel erfgoed. Dichter bij huis kunnen wij er ook wat van. Fleur Agema van de PVV verving in een foto van een oorlogsmonument het woordje ‘tirannen’ door ‘korannen’. De tekst op het monument, van verzetsheld Henk van Randwijk, werd nu: ‘Een volk dat voor korannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.’ Op de plek van het monument werden in maart 1945 dertig verzetsstrijders gefusilleerd. Compleet misplaatst van mevrouw Agema en een storm van verontwaardiging brak los.
Waar gaat dit mis? Hoe staat het met het begrip en respect van Nederlanders voor het eigen verleden en voor andere culturen, tradities en gewoonten? Wordt dit leerlingen op een middelbare school voldoende bijgebracht? Ik betwijfel dit sterk.
Sinds 2015 bestaat het Nederlandse eindexamen geschiedenis voor havo en vwo uit een combinatie van historische vaardigheden en historische kennis. De historische kennis is onderverdeeld in tien tijdvakken met 49 kenmerkende aspecten en drie of vier verdiepende historische contexten over een bepaald historisch onderwerp.
De historische vaardigheden centreren zich rondom drie onderdelen: 1) tijd, 2) interpretatie en 3) betekenis voor het heden. In eerste instantie lijkt het alsof er voldoende aandacht is voor het bijbrengen van begrip en respect voor andere opvattingen en culturen. Bij het onderdeel interpretatie wordt bijvoorbeeld verwacht dat leerlingen rekening kunnen houden met verschillende factoren die de standplaatsgebondenheid van mensen of een groep bepalen. Verder wordt bij het onderdeel betekenis voor het heden van leerlingen verwacht dat ze kunnen uitleggen dat de wijze waarop mensen betekenis geven aan het verleden en oordelen over het verleden door de tijd heen verandert en per groep en individu kan verschillen.
Is dit te mooi om waar te zijn? Ja. Het grote probleem zit in de centrale schriftelijke examens voor havo- en vwo-leerlingen. Bovenstaande vaardigheden worden namelijk helemaal niet getoetst tijdens deze examens. Daar gaat het voornamelijk om historische kennis en de vaardigheid om bronnen te interpreteren. Teamleiders en rectoren vragen bij functioneringsgesprekken als eerste naar eindexamenscores. Geschiedenisdocenten zijn niet dom, dus teaching to the test is het gevolg. Volop wordt ingezet op het reproduceren van historische kennis, trucjes om chronologievragen te beantwoorden en af en toe wordt met bronnen geoefend.
Iedereen is ervan overtuigd dat geschiedenis meer is dan het aanleren van historische feiten, maar kijk in een willekeurig geschiedenislokaal en je komt meestal het bovenstaande tegen. Hoeveel leraren geschiedenis laten hun leerlingen morele oordelen vellen over het heden en verleden? Hoeveel docenten presenteren en bediscussiëren verschillende visies op historische en actuele gebeurtenissen? Ik geef bijna tien jaar les op een middelbare school en doe mijn best, maar als ik in een examenklas meer dan 5% van de lestijd hieraan besteed, is dat veel. Hoe gaan we dit veranderen? (Foto Kamp Westerbork)
Een rigoureuze oplossing: leer leerlingen in de onderbouw van de havo en vwo historische vaardigheden en historische kennis, inclusief een referentiekader om zich te kunnen oriënteren in de tijd. Toets dit aan het einde van de derde klas op landelijk niveau. In de bovenbouw hebben scholen de vrijheid zelf een curriculum samen te stellen (dat gecheckt wordt op kwaliteit door audits) voor het schoolvak geschiedenis. In het laatste jaar van de bovenbouw volgt een eindexamen. De helft van dit cijfer komt tot stand door middel van een historisch onderzoek waarvoor leerlingen zelf een onderzoeksvraag moeten bedenken. Het eindproduct wordt beoordeeld binnen de school. De andere helft van het cijfer wordt gevormd door een korter historisch betoog dat leerlingen moeten schrijven op basis van een aantal gegeven bronnen in een sessie van een aantal uur. Dit laatste onderdeel betreft een landelijk centraal examen dat wordt nagekeken door getrainde en onafhankelijke beoordelaars.
Op deze manier is er alle tijd voor wat docenten geschiedenis echt belangrijk vinden. Geef docenten vertrouwen en je zult zien dat in het curriculum veel aandacht komt voor historisch besef in de vorm van begrip en respect voor de eigen en andere culturen, tradities en gewoonten. Mijn plan is niet gedetailleerd en met de huidige randvoorwaarden is het uitvoeren onmogelijk. Maar is het idee goed? Van daaruit kun je namelijk beginnen.
In mijn eerste jaar als geschiedenisdocent ging ik mee op excursie naar Kamp Westerbork met een zeer drukke havo drie klas. Deze leerlingen stonden regelmatig op tafels te dansen tijdens verschillende lesuren. In de bus waren ze druk, tijdens het uitstappen waren ze druk, in het museum van het kamp werd het steeds stiller en tijdens het bezoek aan het daadwerkelijke kamp en mijn uitleg was het doodstil. Dat is voor mij historisch besef.
Met dit voorop in het schoolvak geschiedenis zet Fleur Agema alleen een foto van het oorlogsmonument op Twitter om haar volgers het belang van herinneren in te laten zien. Feyenoordsupporters maken een foto van de prachtige Trevi-fontein om thuis te laten zien aan hun kinderen. Nederlandse jongeren op reis in Azië praten onder het genot van een drankje met leeftijdsgenoten over de verschillen en overeenkomsten tussen hun culturen. Een ideale wereld binnen handbereik. Overheid en geschiedenisdocenten, wat willen we en wat gaan we doen?
Tim Huijgen is vakdidacticus geschiedenis en onderzoeker bij de Lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen en docent geschiedenis bij het Stadslyceum te Groningen.
1 Het onschadelijk maken van een eindexamenprogramma
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven