Het keurige stadje had vanouds een Latijnse school, maar die leidt in de 19e eeuw een kwijnend bestaan. Lange tijd dreigt opheffing als de school niet voldoet aan de nieuwe wet op het hoger onderwijs uit 1876. De orthodoxe dominee Van Dijk en burgemeester Jonkheer Van Nispen spannen zich desalniettemin tot het uiterste in om de school als een volwaardig gymnasium te behouden. Dat geeft immers aanzien. Wat helpt is dat de dominee het christelijk jongensinternaat Ruimzicht opricht dat veel leerlingen aan de school levert.
Even bloeit de school op. Toch daalt het leerlingental na de eeuwwisseling weer, met als dramatisch dieptepunt 50 leerlingen in 1902. Juist in die tijd gaat het hardnekkige gerucht dat de school knoeit met examens. Vooral de jongens van het christelijk internaat zouden bevoordeeld worden door een al te soepele becijfering en zelfs inzage in de examenopgaven krijgen. De rector van het gymnasium, Schwartz, is tevens de directeur van het internaat en zo is de link gemakkelijk gelegd. Ook andere leraren, die jongens in de kost hebben of bijles geven, zouden aan de fraude meedoen.
Tussen Dèr Mouw en de rector loopt het al lang niet lekker. De onconventionele manier van lesgeven van Dèr Mouw zint de rector niet en bovendien zou Dèr Mouw een te intiem contact onderhouden met zijn zoon, Max Schwartz. In 1904 komt het in de lerarenkamer tot een uitbarsting wanneer Dèr Mouw de rector en ook andere leraren beschuldigt van gesjoemel met de examens. Hoe kan het anders dat een jongen die bij de rector in het internaat woont wel slaagt en andere, even begaafde, leerlingen niet? De rector slaat hard terug. Hij spreekt zijn afkeur uit over het gedrag van Dèr Mouw: hij zou homoseksueel zijn en een oogje hebben op zijn zoon. Geheel overstuur verlaat Dèr Mouw de school en doet hij tweemaal een poging tot zelfmoord. Daarna wordt hij langdurig in een ziekenhuis verpleegd. De zaak, bekend in menig landelijke krant, wordt ook in de plaatselijke gemeenteraad aanhangig gemaakt. Daar komt het tot een fikse woordenwisseling tussen raadsleden en de burgemeester, die tevens president-curator van de school is. De burgemeester wil de zaak sussen, waarop enkele raadsleden furieus worden: het gymnasium zou al lange tijd bij de universiteiten bekend staan om grote knoeierijen. Een raadscommissie gaat de zaak uitzoeken en komt al snel met een rapport, dat in alle boekwinkels te koop ligt; de opbrengst gaat naar ‘de armen van de stad Doetinchem’. In het rapport staan ondanks allerlei tegenwerking niet malse getuigenissen van onder meer (oud-) leerlingen en (oud-)leraren.
De commissie wil op grond van haar bevindingen het ontslag van de rector, conrector en een leraar, maar ook een ‘oneervol ontslag’ voor Dèr Mouw. In de gemeenteraad draait het erop uit dat alleen Dèr Mouw wordt ontslagen, zij het ‘eervol’. De school moet ‘zodanige maatregelen nemen om herhaling te voorkomen.’ Dèr Mouw wordt ook nog eens door de rechtbank veroordeeld wegens het beledigen van de rector. Hij ontvlucht het stadje. Het gymnasium wordt in 1938 omgezet in een lyceum en het klassieke gebouw in de eens zo statige van Nispenstraat, vernoemd naar de adellijke burgermeester, wordt in 1974 gesloopt.
Sjoerd Karsten is hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Deze column verscheen in Didactief, september 2013.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven