Aan de wand in het hele land

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 30-04-2014
De eerste vijftig jaar van de vorige eeuw zijn ze in vrijwel elk schoollokaal te vinden: de wandplaten van Cornelis Jetses en zijn vriend Johan Isings. Elke plaat heeft een eigen thema. Vooral jaargetijden, historische gebeurtenissen en ambachten zijn populair.

De platen moeten schoolkinderen laten zien hoe de wereld in elkaar zit, hoe de natuur werkt, wie de helden van de geschiedenis zijn en wat werken met de handen inhoudt. Zij moeten het ‘volle leven’ in de klas brengen, maar tonen eigenlijk alleen een geïdealiseerde wereld.

Ter walvischvaart uit 1911 is een van de bekendste wandplaten van Jetses. De plaat wil kinderen ‘een indruk geven van den kloeken ondernemings- en handelsgeest onzer vaderen in de eerste helft der zeventiende eeuw’. De stoerheid van de mannen spat van de schildering af. Geen walvis, ijsbeer of walrus in de noordelijke poolzee ontsnapt aan de harpoenen en geweerkogels van de walvisvaarders.

Op het land worden de walvissen aan stukken gesneden, en in kokerijen wordt de traan bereid voor groene zeep en leerbewerking. Een felrealistisch tafereel dat ontzag voor deze dappere mannen moet inboezemen.

Opvallend is dat er geen bloed te zien is. Dat zou niet goed zijn voor de tere kinderziel. Dit geldt voor alle wandplaten uit die tijd. De taferelen zijn nooit gruwelijk of dramatisch, maar meestal heel romantisch.

Ot en Sien

Gek genoeg kennen de makers van deze platen de harde werkelijkheid maar al te goed. Jetses en Isings zijn beiden afkomstig uit een eenvoudig arbeidersgezin. Vooral Jetses maakt al vroeg veel ellende mee. Hij wordt geboren in een sloppenwijk van Groningen; van de zes kinderen uit zijn ouderlijk gezin blijven er slechts drie in leven.

Schoolplaten: educatief bedoeld, maar vooral heel romantisch

Op dertienjarige leeftijd gaat Jetses als jongste knecht aan het werk in een drukkerij. In de avonduren volgt hij een tekenopleiding en grijpt zijn kans als die zich aandient. In het Duitse Bremen gaat hij in de leer bij een bekende decoratieschilder. Daar mag hij in het stadhuis en adellijke kastelen de muren beschilderen met romantische voorstellingen uit roemrijke tijden.

Zijn tweede kans komt als hij in 1900 wordt gevraagd voor opdrachten van de Groninger uitgever Wolters, het latere Wolters-Noordhoff. Dankbaarheid voor die kans tekent zijn leven. Hoewel hij geen vast contract krijgt, zijn auteursrechten moet afstaan en financieel niet mee profiteert van het succes van zijn werk, blijft hij toch zijn hele leven exclusief voor Wolters werken.

Eerst maakt Jetses illustraties bij verschillende schoolboeken. Immens populair zijn Ot en Sien van de onderwijsvernieuwers Scheepstra en Ligthart. De twee buurtkinderen genieten in een knusse, beschermde wereld van de ‘kleine wonderen van het leven’, zoals een slak in een boom of een ton om in te schuilen.

Nog bekender wordt Jetses als hij de illustraties verzorgt van het beroemde leesplankje van Hoogeveen: aap, noot, mies, wim, zus, jet. Hele generaties schoolkinderen leren hiermee lezen.

Voor de schoolplaten zoekt Jetses bewust ouderwetse thema’s op, zoals het met de hand maken van boter. Dat is volgens hem voor kinderen begrijpelijker dan de industriële fabricage. Twee kinderen, Hein en Mientje, mogen net als een poes en een geitje niet ontbreken.

De ‘rode’ onderwijzer Theo Thijssen moet er niets van weten. Hij wijst op de hoge kostprijs, onduidelijke handleidingen en de idyllische inhoud. Toch blijven de platen tot de jaren zestig van de vorige eeuw immens populair. Pas de schooltelevisie weet hen uit het klaslokaal te verdrijven. De nostalgie van de wandplaat blijft: het verlangen naar een knusse wereld die er nooit echt is geweest. 

Sjoerd Karsten is hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.

Dit artikel is eerder verschenen in de rubriek Wandelen met Sjoerd Karsten in Didactief van april 2014

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent