Als leraar geef je feedback aan je leerlingen in vele kleuren, geuren en smaken. Mondeling, schriftelijk, aan de hele klas of alleen aan een specifieke leerling, soms is de feedback zeer kort en krachtig, soms heel uitgebreid en genuanceerd. Je geeft feedback omdat je het belangrijk vindt voor het leren. Als je het goede doet, ondersteunt feedback het leerproces, lost het misverstanden op, en verkleint het de kloof tussen waar de leerling staat en waar de leerling moet aankomen. Anders kan feedback het leerproces juist belemmeren en de leerling demotiveren.
De Engelse Educational Endowment Foundation (EEF) publiceerde een pakket* materialen voor leraren en schoolleiders om hen te helpen de positieve effecten van feedback te optimaliseren (Teacher Feedback to Improve Pupil Learning). Alle aanbevelingen en richtlijnen zijn – uiteraard – evidence-informed en voorzien van bronnen. Hoofdbestanddeel van het pakket is een Guidance Report, oftewel een leidraad, voor feedback volgens drie principes: de leraar (1) legt een goede basis voor effectieve feedback, (2) levert goed getimede feedback die het leren bevordert en (3) zorgt dat leerlingen reageren op de feedback en er iets mee doen.
Zorg dat leerlingen iets met je feedback doen,
anders is je moeite voor niks
Wat betreft principe 1, de goede basis voor effectieve feedback, stelt de EEF dat de leraar lessen van hoge kwaliteit hoort te geven met goed gebruik van formatieve toetsing. Hoe beter de les, hoe minder feedback er nodig is. Met formatieve toetsing stel je vast waarop je feedback kunt geven (wat zijn de lacunes?) en waarop je die het beste kunt richten (wat wil ik met mijn feedback bereiken?) .
Over principe 2, goed getimede feedback, stelt de EEF dat hier geen eenduidig antwoord over bestaat. Het ligt aan je deskundigheid om te beoordelen of directe of uitgestelde feedback het beste is, rekening houdend met de taak, de leerling en hoever de hele klas is. De EEF waarschuwt dat feedback op persoonlijke kenmerken van de leerling, net als te algemene vage feedback, minder effectief is of zelfs averechts werkt.
Over principe 3, de reactie van de leerling, stelt de EEF dat je goed moet nadenken over hoe leerlingen de feedback ontvangen. Motivatie, zelfvertrouwen en vertrouwen in de leraar kunnen beïnvloeden hoe effectief de feedback is. Het is aan jou als leraar om leerlingen aan te moedigen feedback te verwelkomen, en te controleren of ze er iets mee doen, want dat laatste is cruciaal. Doen ze er niets mee, dan is je moeite vergeefs en dat wil je natuurlijk voorkomen.
Uit de drie principes volgen twee aanpakken voor schriftelijke
of mondelinge feedback, of een combinatie. Schriftelijke feedback is vaak een kernonderdeel van het onderwijs, maar het is meer dan alleen beoordelen. Het kan daarmee zeer tijdsintensief zijn voor de leraar. De EEF geeft tips om in minder tijd toch goede schriftelijke feedback te geven.
Mondelinge feedback is een stuk efficiënter, maar dit moet je niet zien als een ‘makkelijk’ alternatief. Omdat mondelinge feedback vaak spontaan gebeurt, is het des te belangrijker dat je van tevoren goed nadenkt over wat je gaat doen, zodat je woorden hun doel bereiken; één verkeerd woord en weg is het effect. De wijze van overdracht speelt hierbij dus een belangrijke rol.
Het rapport eindigt met tips voor het ontwerpen van een schoolbreed beleid waarmee je de principes van goede feedback volgt. Implementatie doe je stap-voor-stap, daarvoor hoef je geen compleet professionaliseringstraject op te tuigen maar wel een schoolbreed plan van aanpak. Het belangrijkste is dat je je houdt aan de drie principes en je niet laat afleiden door te veel details (hoe vaak, hoeveel).
Er zit ook een aanzet tot een effectief feedbackbeleid bij. Want feedback, zo benadrukt de EEF, is een systeem en niet een losse gebeurtenis, gebouwd op een stevige fundering, ondersteund door technieken en geïmplementeerd in een schoolbreed beleid.
Bronnen
|
* Onder andere een leidraad voor het geven van feedback (Guidance Report), een implementatiegids voor schoolleiders (Senior Leader Implementation Pack), vignetten (Feedback Vignettes), voorbeelden, taak-, onderwerp- en zelfregulatiestrategieën (Task, Subject, and Self-Regulation Strategies), en posters. |
Paul A. Kirschner is emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en gasthoogleraar aan de Thomas More Hogeschool (België).
Deze column hoort bij Didactief, oktober 2021.
Meer Didactief-artikelen lezen? Trakteer jezelf op een online abonnement voor slechts €24,50: maar liefst tien edities per jaar en toegang tot ons archief vanaf 2003.
1 Engeland gidsland?
2 Allemaal op koers
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven