Hoe jonge kinderen leren

Tekst Paul A. Kirschner
Gepubliceerd op 28-01-2020
Beeld Shutterstock
De basis die jonge kinderen nodig hebben, is controle over hun gedrag en beginnende geletterdheid en rekenvaardigheid. Hoe pak je dit aan? Tips uit onderzoek door lerarenopleidingen in de Verenigde Staten, die de handen ineenslaan voor beter onderwijs.  

Ter gelegenheid van mijn afscheid als hoogleraar aan de Open Universiteit mag ik voor Didactief een dubbele column schijven. Mijn uitgangspunt dit keer is het rapport van Deans for Impact, The Science of Early Learning: How Young Children Develop Agency, Numeracy, and Literacy, over hoe jonge kinderen controle over hun gedrag, rekenvaardigheid en geletterdheid ontwikkelen.
Geen kersvers rapport (uit 2015), maar het is nog steeds relevant. Deans for Impact bestaat uit decanen van lerarenopleidingen in de Verenigde Staten die vinden dat ieder kind een goed voorbereide leraar verdient. Zij willen zorgen dat beginnende leraren vanaf hun eerste dag goede leraren zijn en uiteindelijk geweldige leraren worden. Hun missie: de leerresultaten van kinderen verbeteren door toekomstige leraren anders op hun beroep voor te bereiden. Hun gedeelde visie benoemt hoe de lerarenopleidingen omgevormd moeten worden om leraren af te leveren die het leren van leerlingen (meetbaar) weten te verbeteren.


Spelen en leren

Hoe leren jonge kinderen eigenlijk het beste? Moeten wij ze gewoon laten spelen, zelf dingen laten ontdekken, hun eigen doelen laten stellen en ideeën bedenken? Het klinkt mooi en ‘natuurlijk’, maar klopt het wel? Is er wetenschappelijk bewijs? Voordat je in een kramp schiet: dit is geen retorische vraag en mijn antwoord is niet dat spelen niet belangrijk zou zijn. Wel zijn deze activiteiten eerder een middel om kinderen te helpen met leren, en niet de basis. Bij leren gaat het om de methode (instructie) en niet het middel (spel).

 

Instructie is de methode, spel is een middel


Het rapport van Deans for Impact probeert antwoord te geven op drie specifieke vragen: hoe ontwikkelen jonge kinderen (tot 8 jaar) controle over hun eigen gedrag (agency)? Hoe leren ze begrijpend lezen en hun ideeën schriftelijk uit te drukken? En hoe ontwikkelen ze kennis van reken- en wiskundige concepten?
Het rapport vat onderzoek in de cognitieve wetenschappen van de laatste circa vijftig jaar samen en is bedoeld als hulpmiddel. Het dekt niet alle aspecten van vroeg leren, maar is een uitgangspunt voor leid(st)ers, leerkrachten, ouders en verzorgers.


1. Controle over eigen gedrag

Het rapport begint met hoe je jonge kinderen kan helpen hun identiteit (sense of self) te ontwikkelen. Rond de 2 jaar beginnen kinderen het concept ‘ik’ te begrijpen en emoties als schaamte of trots te voelen. Geef jonge kinderen daarom bewust kansen om zichzelf te leren kennen, bijvoorbeeld met spiegels, foto’s en activiteiten en spelletjes.
Ook zelfregulatie is belangrijk: doelen onthouden, impulsief gedrag remmen, afleidingen negeren en waar nodig gedrag veranderen. Belangrijk voor het ontwikkelen van deze zogenoemde executieve functies (impulsbeheersing, concentratie, flexibiliteit, prioriteiten stellen) is consistentie en voorspelbaarheid. Wij moeten de regels goed en duidelijk voor en met kinderen stellen. Onderzoek laat zien dat het helpt om expliciete instructie te geven die je ‘verpakt’ in speelse ervaringen, waarbij het kind bewust moet wachten of doorzetten bij moeilijke activiteiten.
Voor de ontwikkeling van onafhankelijkheid en autonomie kun je het beste directe expliciete instructie afwisselen met gerichte speelse oefening. Je begint met instructie (of je doet iets voor: modelen) in twee of drie stappen, passend bij wat jonge kinderen kunnen onthouden, en dat breid je langzaam uit. Stickers, badges of beloningen kun je beter achterwege laten, omdat de beloning – in plaats van het leren – het doel dreigt te worden.


2. Van beginnende spreker naar goede lezer

Bij lezen en schrijven gebruik je visuele codes (letters): kinderen moeten die code ‘kraken’. Kern is dat ze een zogenoemd fonemisch bewustzijn (onder meer klankherkenning) ontwikkelen en begrijpen hoe klanken (biologisch primair) gelinkt zijn aan letters (biologisch secundair). Dit bereik je door jonge kinderen de kans te geven letters te leren, maar ook door letters en klanken (uitspraak) systematisch aan te leren, inclusief instructie over hoe letters en lettercombinaties klinken en hoe je deze decodeert naar gesproken taal. Gebruik hierbij ook oefentoetsing (retrieval practice).
Wat helpt nog meer om jonge kinderen goede lezers te laten worden? Wijs bij het voorlezen de verbinding tussen woorden en tussen woord en beeld aan: dat stimuleert ze om mee te doen. Geef ook instructie over morfologie (delen van woorden herkennen), om de overgang naar automatisch, vloeiend lezen te ondersteunen. De Deans for Impact waarschuwen wel dat als leerlingen eenmaal kunnen lezen, het zelfstandig lezen niet in de plaats moet komen van instructie: schooltijd is juist bedoeld voor expliciete instructie of begeleid oefenen.
Voor begrijpend lezen raden de Deans aan om kinderen contextrijke teksten te geven. Ga niet mee in hun natuurlijke neiging om iets te kiezen dat ze al kennen of leuk vinden, zoals in sommige kringen wordt gepropageerd. Zo versmal je hun ervaringen en dus ook hun leren.
Tot slot, al te fanatiek strategieën voor tekstbegrip aanleren heeft volgens de Deans ook geen zin: er is nauwelijks bewijs dat die tot beter tekstbegrip leiden.

 

School is bedoeld voor instructie en begeleid oefenen

 


3. Van voorwerp naar getal

Bij rekenvaardigheid gaat het eerst om leren tellen. En om het doel van tellen te begrijpen, moeten kinderen de verhouding tussen wat ze tellen en werkelijke objecten inzien. Na het leren van de telvolgorde (1, 2, 3) kun je ze leren cijfers te verbinden aan verzamelingen voorwerpen (drie appels).
Nadat ze hiermee voldoende hebben geoefend, kun je getallen overslaan en tellen in meervouden van twee (twee, vier, zes appels) of tien (tien, twintig, dertig appels). Een goed middel hiervoor zijn bordspelletjes: hiermee kun je informeel oefenen met tellen en representaties van getallen (vier pionnen, twee dobbelstenen, vijf vakjes lopen met de pion).
De weg naar abstracte wiskundige concepten begint voor jonge kinderen bij concrete representaties (blokken, appels), dan komen visuele representaties (afbeeldingen van de objecten) en tot slot kunnen ze abstracte representaties aan (getallen, tekens). Ze moeten leren dat symbolen en abstracte representaties een hoeveelheid vertegenwoordigen. Deze symbolen vervangen geleidelijk de concrete representaties en manipulaties (zoals de appels op tafel), waardoor ze ook anders over hoeveelheden leren denken. Dit noemen we concreteness fading (concreetheid afbouwen).
Verder bouwend op deze (voor)kennis kun je oefenen met bewerkingen: optellen (bouwt voort op hoeveelheid), aftrekken (bouwt voort op optellen), vermenigvuldigen (bouwt voort op optellen en aftrekken) en delen (bouwt voort op dit alles). Belangrijk is dat kinderen in staat zijn om ‘rekenfeitjes’ moeiteloos uit hun langetermijngeheugen op te halen, zodat er ruimte vrijkomt in hun werkgeheugen om meer complexe rekenproblemen op te lossen. Dit kost veel tijd en veel (al dan niet speelse) oefening.
Een klaslokaal dat rijk is aan interessante rekenmaterialen stimuleert enthousiasme en nodigt kinderen uit om te rekenen. Zorg daarom dat er veel materialen beschikbaar zijn, zoals sorteer- en telmiddelen (van blokjes en klikkubussen tot dennenappels), weegschalen, linialen, puzzels en patronen met duidelijke en minder voor de hand liggende gedeelde kenmerken (herhalende vormen of motieven waarbij de kleur of richting verandert).
Zoals je ziet, ben ik (en de Deans) helemaal niet tegen spelen, ontdekken, doen of maken. Het gaat alleen niet om ‘zomaar’ spelen en ontdekken, maar om goede instructie. Dat laatste is de methode, spelen is het middel.


Paul A. Kirschner is emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en gasthoogleraar aan de Thomas More Hogeschool. Lees hier al zijn columns.


Bronnen
Clark, R. E. (1983). Reconsidering research on learning from media. Review of Educational Research, 53, 445–459.
 

Dit artikel verscheen in Didactief, januari-februari 2020.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent