Onlangs promoveerde Andrea Forster aan de Universiteit van Amsterdam op een mooi onderzoek naar ongelijkheid in schoolloopbanen in verschillende landen. Ze onderzocht onder meer de verwachtingen die hoger- en lageropgeleide ouders hebben van de schoolloopbaan van hun kinderen. De hypothese was dat ouders hun verwachtingen aanpassen op het moment dat het schooladvies hoger of lager uitvalt dan verwacht. In de Nederlandse context zou dat betekenen dat ouders die verwachten dat hun kind het vwo succesvol zal afronden, deze verwachtingen naar beneden bijstellen wanneer het kind een havo- of vmbo-advies krijgt.
De onderzoekster vond echter iets opvallends: voor lageropgeleide ouders bleek haar hypothese te kloppen, maar voor hogeropgeleide ouders niet. Hogeropgeleide ouders blijven vasthouden aan hun hoge verwachtingen, ook wanneer het schooladvies lager uitvalt. Waarom is dat zo? Mijn vermoeden is dat het hier eigenlijk niet zozeer om verwachtingen gaat, als wel om doelen die ouders stellen. Onderwijs wordt in onze meritocratische samenleving ingezet om maatschappelijke status te behalen of te behouden. Om sociale daling te voorkomen, moeten hoogopgeleide ouders ervoor zorgen dat hun kinderen ook hoogopgeleid raken. Wanneer het advies lager uitvalt dan gehoopt, worden alle zeilen bijgezet om alsnog dat hogere niveau te behalen.
Laten we stilstaan bij wat een leerling onterecht níét krijgt
Het is genoegzaam bekend welke strategieën ouders daartoe zoal hanteren, en ook welke reacties die oproepen: we verkneukelen ons graag over karikaturen van pushy parents die hun kinderen met een overdaad aan bijles koste wat het kost het vwo doorsleuren. Maar in een samenleving die steeds meer is geordend naar opleidingsniveau, kan het niet verbazen dat ouders alles op alles zetten om een zo hoog mogelijk niveau te bereiken. Het probleem is dat niet iedereen evenveel mogelijkheden en middelen heeft om dat te realiseren.
Er wordt nogal eens met scheve ogen gekeken naar leerlingen die hoge cijfers behalen of het vwo succesvol weten af te ronden wanneer bekend is dat zij extra begeleiding hebben gekregen. Zo beschreef ik in mijn column Gaan ouders te ver? (Didactief, juni 2020) dat een journalist van mij wilde weten of Amalia, Alexia en Ariane op het vmbo hadden gezeten als ze niet zo veel bijles hadden gekregen. Ook in de documentaireserie Klassen vroeg een schooldirecteur zich hardop af hoe het toch mogelijk was dat alle drie de prinsessen op het vwo zitten. Het kon toch niet kloppen dat alle Oranje-telgen over het talent en de motivatie beschikken om het gymnasium te doorlopen?
Ik zou zo graag willen dat we die vraag veel vaker omkeren. Inderdaad: waarschijnlijk heeft de koninklijke familie hoge verwachtingen van hun kinderen en wordt er extra in hun begeleiding geïnvesteerd op momenten dat het niet vanzelf gaat. Maar wat nu als we eens net zo veel zouden investeren in alle andere leerlingen? Ons niet afvragen wat de prinsesjes onterecht wél zouden hebben gekregen, maar wat andere kinderen onterecht níét hebben gekregen. Niet schamperen dat de prinsesjes wellicht te hoog zijn ingeschaald, maar ons kapot schamen dat we kinderen van lageropgeleide ouders en leerlingen met een migratieachtergrond nog altijd stelselmatig lager inschalen, ook wanneer hun toetsscores suggereren dat ze een hoger niveau aankunnen.
Wat nu als we van alle kinderen in Nederland net zulke hoge verwachtingen hebben en uitspreken, en ze net zo veel stimuleren en ondersteunen om hun doelen te bereiken als de prinsesjes? Geef alle kinderen de koninklijke behandeling. Niet omdat iedereen naar het vwo moet. Maar omdat alle kinderen de kans moeten krijgen om erheen te gaan wanneer ze dat willen en kunnen.
Louise Elffers is lector Kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad (HvA), onderzoeker bij Onderwijswetenschappen (UvA) en directeur van Kenniscentrum Ongelijkheid. Ook schreef ze De bijlesgeneratie.
Deze column verscheen in Didactief, april 2021
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven