Het onderwijs en de centen

Tekst Jo Kloprogge
Gepubliceerd op 27-09-2004
Jo Kloprogge - Het komt steeds vaker voor dat het onderwijs wordt bekeken vanuit een economische invalshoek. Zelfs gezaghebbende organen als het Centraal Planbureau en de Algemene Rekenkamer richten tegenwoordig hun blik regelmatig op de diverse onderdelen van het onderwijsbestel.

Daarbij hebben zij vooral belangstelling voor het rendement van het onderwijs. Rendement is een onderwerp dat de temperatuur van een rechtgeaard econoom doet stijgen en waar deze ook min of meer verstand van heeft. De toevoeging min of meer is hier niet toevallig opgenomen, want de kwaliteit van de inbreng van de economen in discussies rond bijvoorbeeld het onderwijsachterstandenbeleid bleek het afgelopen jaar zeer variabel. Zowel analyses van hoog niveau als derderangs prutswerk kwamen op tafel.

Op de keper beschouwd kunnen er twee duidelijke conclusies uit de bemoeienissen van economen met het onderwijs worden afgeleid. De eerste is dat investeren in de voor- en vroegschoolse educatie – in gewoon Nederlands extra aandacht voor jonge kinderen – in termen van kosten en baten buitengewoon aantrekkelijk is. Een goeie peuterjuf is letterlijk haar gewicht in goud waard. Zij torst het hele onderwijsbestel op haar schouders en als zij daaronder bezwijkt, duiken de beurskoersen op termijn echt het diepe in. De tweede conclusie is dat het onderwijs een van de zeldzame sectoren is waar nauwelijks rendementsverhoging plaatsheeft. Amerikaanse economen hebben wel eens berekend hoeveel meer mensen er in het jaar 2000 door één boer konden worden gevoed dan in het jaar 1500. Dan gaat het om een verbetering met honderden procenten. Maar de moderne leerkracht met zijn hbo-opleiding, kennisnet en glimmende laptop bedient nog steeds evenveel leerlingen als de Soemerische herder die wegens een mank been werd vrijgesteld van veldwerk en een schooltje voor de dorpskinderen mocht beginnen.

Ongetwijfeld gaat deze vergelijking in veel opzichten mank, maar ze zet toch aan het denken. Wat hebben we eigenlijk gedaan aan het verbeteren van het onderwijs, niet alleen aan het rendement maar ook aan de kwaliteit? Ik zie dan een hele reeks mooie begrippen voorbijtrekken, van Montessori en Dalton, van de effectieve en de affectieve school, van de IederWijs school en de uitdijende varianten van het Nieuwe Leren. Leuk als affiche voor de school en aantrekkelijk voor de ouders. Ik snak alleen naar een onderzoek waaruit blijkt dat het ene model meer oplevert dan het andere. Maar helaas pindakaas. Het is allemaal schone schijn. Waarschijnlijk is de 'zonder franje' school, die gewoon haar werk doet en zich niet laten afleiden door glossy namen, nog altijd veruit de beste.

De economen raken niet onder de indruk van de mooie namen. Zij kijken naar de cijfers. Misschien zou je de trendy scholen moeten verplichten onder hun brochures de volgende tekst op te nemen: 'resultaten uit het verleden geven geen aanleiding veel te verwachten voor de toekomst.'

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent