Op het eerste gezicht denk je dat het om een godsdienstmethode gaat: de ogen worden direct naar het kleurige plaatje getrokken waarop Maria en Jozef in aanbidding voor het kindje Jezus staan. Kerstmis, Bethlehems stal. De andere bladzijde gaat over schooltje spelen. In de teksten worden woorden afgebroken: ‘zus-ter-tje’, ‘kind-je’. Toch geen godsdienstonderwijs? Waar kijken we naar?
Leeslesjes over verdriet
zouden de zedelijke
opvoeding bevorderen
In mijn handen heb ik de leesmethode Ik lees al van de onderwijsfraters Jos M. Reijnders en N. Doumen, uitgegeven door Drukkerij R.K. Jongensweeshuis te Tilburg. Ze maakten een serie leesboekjes die in 1910-1962 achttien herdrukken beleefde. Ongeveer een vijfde van de Nederlandse schoolkinderen leerde ermee lezen.
De leesmethode bevat eenvoudige verhaaltjes die bij de dagelijkse belevingswereld aansluiten. Hiermee konden eersteklassertjes (groep 3) hun leesvaardigheid oefenen. Vechtende honden, op muizen jagende katten. ‘Klei-ne Ko-bus’ haalt een nestje ‘ar-me vo-gel-tjes’ leeg; hij had er geen plezier van, want de ‘vol-gen-de dag’ waren alle vinkjes dood.
Er is ook menselijke tragiek. Max staat bij het sterfbed van zijn grootvader: ‘O-pa lag daar met de o-gen toe. In zijn handen had hij een kruis, en ook een ro-zen-krans.’ Na de begrafenis bidt Max op grootvaders graf: ‘En in de he-mel bidt O-pa voor Max.’ Een vader van een arm gezin – ‘ze wa-ren niet rijk, maar erg braaf’ – sterft na een kort ziekbed. De moeder, een ‘ar-me we-du-we’, bidt samen met haar dochters voor vader: ‘Mis-schien is die nog in het va-ge-vuur. Nu wil-len zij hem gauw in de He-mel hel-pen.’ Het vagevuur?
In de rooms-katholieke traditie is het vagevuur de plaats waar zondige zielen gereinigd worden (vâgen is Middelnederlands voor ‘zuiveren’, ‘schoonmaken’). Vader had kennelijk enkele kleine zonden op zijn kerfstok, waardoor hij niet meteen werd toegelaten tot de hemel. In het vagevuur komt hij in het reine met God. Op aarde bidden de nabestaanden om vergeving van zijn zonden. Alle beetjes helpen.
De rooms-katholieke traditie is vakkundig in de leesstof verwerkt. Ingewikkelde religieuze onderwerpen worden op eenvoudige wijze verteld. Het paradijs, de zondeval. De legende van Sint Maarten, de ridder die zijn halve mantel aan een bedelaar schenkt. De betekenis van een ochtendgebedje: ‘Geef mij, dat ik heel de dag / Braaf en vlij-tig we-zen mag.’
De leeslesjes over verdriet en dood waren volgens de auteurs bevorderlijk voor de zedelijke opvoeding: ‘Men moet niet meenen, dat het noodig is, altijd iets prettigs, iets liefs te vertellen. Neen, het kinderlijk tragische, krijge even goed z’n beurt. En de kleinen hooren ’t even graag.’
Met een hedendaagse bril bekeken is het moeilijk voor te stellen dat je schoolkinderen via het aanvankelijk leesonderwijs inwijdt in de finesses van een religie en expliciet confronteert met de tragiek van het bestaan. Maar zoals de Britse auteur L.P. Hartley eens opmerkte: ‘The past is a foreign country; they do things differently there.’
Ik troost me met de gedachte dat katholieke gezinnen indertijd na kerst ‘Onnozele Kinderdag’ vierden. Heerser Herodes vreesde dat hij na de geboorte van Jezus, de nieuwe joodse koning, zijn macht zou verliezen. Om dit te voorkomen liet hij in Bethlehem en omstreken alle kereltjes van twee jaar en jonger vermoorden. Deze ‘onnozele’ (Middelnederlands voor ‘onschuldige’) jongetjes werden op 28 december herdacht. Op die dag waren katholieke kinderen de baas. Zij bepaalden wat er gegeten werd: pannenkoeken met stroop en rijstebrij met suiker.
Jacques Dane is hoofd onderzoek en conservator van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven