Iconische leesplankjes

Tekst Jacques Dane
Gepubliceerd op 08-04-2021
Ontdekt door commercie en de reclamewereld werd aap-noot-mies een synoniem voor nostalgie. Toch was het leesplankje ooit een heuse innovatie in het leesonderwijs.



Het is ongetwijfeld het meest uitgebeende voorwerp uit de collectie van het Nationaal Onderwijsmuseum: aap-noot-mies. Sinds dit plankje voor het aanvankelijk leesonderwijs uit 1909 na ruim zestig jaar trouwe dienst uit het klaslokaal verdween, associëren mensen dit voormalige leermiddel vooral met huiselijke gezelligheid en nostalgie.

Waar komt deze beeldverschuiving vandaan? En welke werkelijkheid schuilt er achter de symboliek van het vroeger-was-alles-beter-gevoel? Vanaf de jaren zeventig ontdekten commercie en reclamewereld de beeldkracht van aap-noot-mies, met in het kielzog daarvan de kleuters Ot en Sien. De iconische beelden van onderwijsillustrator Cornelis Jetses (1873-1955) werden gebruikt voor dekbedovertrekken, gordijnen, serviesgoed, koekblikken en borduurpatronen.



Luisteren en kijken

Zo ligt in het depot van het Onderwijsmuseum een op een schoolplaat gelijkend reclamebord waarop Ot en Sien blakend van gezondheid in oud-Hollandse plattelandskledij – kieltje, klompjes, wit schortje – koddig naast elkaar staan. Ot houdt in zijn rechterhand een medicijnpotje met een rood vitaminesupplement omhoog. Boven het beeld een reclameboodschap voor de ouders: ‘Allemaal elke dag Davitamon 10. Net als Ot en Sien.’ Een vertrouwd, degelijk onderwijsbeeld werd rond 1970 ingezet om gezondheid in een glazen potje te verkopen.
 

Achter nostalgisch
spinrag schuilt pure
onderwijsvernieuwing


In de jaren negentig maakte de Vrije Universiteit in Amsterdam furore met leesplankcampagnes: het plankje werd ingezet om vwo’ers te interesseren voor een studie aan de VU. De illustraties moesten er wel aan geloven. Zus werd een baby in een couveuse: een verwijzing naar de studie geneeskunde. De duif werd vervangen door een met olie besmeurde vogel: milieukunde. De VU-leesplankcampagnes bleken succesvol: bij veel universiteiten liepen indertijd de inschrijvingen terug, terwijl de studentenaantallen op de VU stabiliseerden en zelfs groeiden. De bekende, nostalgische beelden, opgehangen in abri’s, representeerden volgens de reclamemaker een ‘oer-onderwijsfenomeen’. De ‘kinderlijke connotatie’ was vervangen door een eigentijdse, maatschappelijk relevante invulling.

Maar door de reclamecampagnes van de VU en Davitamon en niet te vergeten de goedkope merchandising – legpuzzels, dienbladen, koffiemokken – raakte de oorspronkelijke bedoeling van dit ‘oer-onderwijsfenomeen’ in de vergetelheid. Hoe zat het ook alweer? De bedenker van het leesplankje, M.B. Hoogeveen, zocht in het schooljaar 1891-1892 naar een manier om zijn leerlingen zo snel mogelijk te leren lezen. Luisteren en kijken waren van cruciaal belang, zo ontdekte hij.


Van alfabet naar klank

Zoals alle leerkrachten werkte Hoogeveen allang niet meer met de ouderwetse spelmethode (de letters werden daarbij uitgesproken zoals in het alfabet), maar met de klankmethode: het woord ‘boek’ bijvoorbeeld wordt gespeld als bu-oe-kk. Hoogeveen toonde zijn leerlingen alledaagse voorwerpen (meel, roos, pop), die ze klassikaal moesten uitspreken. Daarna oefende hij de losse klinkers en medeklinkers.

Tijdens dit leesexperiment toverde de meester zijn klaslokaal om tot een tentoonstellingsruimte, gevuld met alledaagse voorwerpen die de leerlingen van thuis kenden. De woorden met uu, aa en oe moesten de leerlingen hardop benoemen, ‘waarbij de oogjes altijd de tentoonstelling onderzochten,’ aldus Hoogeveen. Zo ontstond in 1891-1892 de eerste klassikale leesplank.
In 1894 verscheen Hoogeveens individueel tweeregelige leesplankje op de leermiddelenmarkt; de esthetisch minder geslaagde oerversie van de nog altijd beroemde aap-noot-mies van Jetses. Pure onderwijsvernieuwing, verborgen achter dikke spinraggen van nostalgie en huiselijke gezelligheid. Hoogeveens advies voor het aanvankelijk leesonderwijs uit 1892 geldt tot op de dag van vandaag: ‘Hoofdzaak is thans den kinderen de oogen en de ooren te openen.’


Jacques Dane is hoofd collectie en onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.

Deze column verscheen in Didactief, april 2021

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent