‘Karikatuur’, ‘vals’, ‘selectief’. Erg aardig begint Jan Tishauser zijn recensie van mijn boek Gevormd of vervormd? niet. Het is mijn stijl niet en ik moet sowieso erg wennen aan de onaangename toon die discussies over het onderwijs soms lijken te domineren. Maar och, er is tenminste aandacht, of zoals Ton van Haperen mij op Twitter een hart onder de riem steekt: ‘Als je af en toe niet gehaat wordt, schrijf je het zoveelste nikszeggende boek over onderwijs. Haatrecensies, het is een goed teken.’
Daar doe ik het dan maar mee, maar wel op mijn manier, door het gesprek te zoeken en nu in deze reactie de vergissingen te corrigeren die ik in Tishausers recensie aantref. Ik beperk me tot drie punten.
Jan Bransen
De eerste vergissing lees ik in deze zin: ‘Automatiseren is hier niets anders dan conditioneren, met een expliciete verwijzing naar Pavlov.’ Dat is een onsympatieke en incorrecte samenvatting van mijn uiteenzetting over het ontwikkelen van goede gewoonten. Die ontwikkeling speelt zich volgens mij namelijk tegelijkertijd op drie niveaus af. Ongetwijfeld is er op neurofysiologisch niveau sprake van het aanleggen van neurale paden waarbij ik een slogan uit de hersenwetenschap aanhaal: What fires together wires together. Daar voeg ik deze zin aan toe: ‘De verbinding tussen die twee heb ik wellicht helemaal niet in de gaten, net zomin als de hond van Pavlov in de gaten had welke verbinding er aangelegd werd tussen het belgeluid en zijn gekwijl.’ (144) Inderdaad, een verwijzing naar Pavlov, maar de meeste aandacht besteed ik in de daarop volgende pagina’s aan de andere twee niveaus. Er gebeurt namelijk tegelijkertijd iets op instrumenteel niveau: ik krijg iets gedaan. Ik ervaar succes. Mijn handen worden schoon, bijvoorbeeld, of ik kan de tafel van 4 opzeggen. Daar bovenop is er ook altijd nog het derde, normatieve niveau, het niveau waarop ik de reden ga begrijpen voor de gewoonte die ik ontwikkel, de reden die uitlegt waarom de gewoonte die ik ontwikkel een goede gewoonte is. Daar besteed ik in mijn boek de meeste aandacht aan, aan dat normatieve niveau, aan de redenen die mijn redenen worden doordat ik de gewoonten ontwikkel die ik ontwikkel. Dat heeft echt niets met conditioneren te maken. Wat Jan Tishausers redenen zijn geweest om in mijn uiteenzetting toch een vorm van conditioneren te lezen, weet ik niet. Ik vermoed dat hij het onderscheid tussen pragmatisme en behaviourisme niet helemaal scherp op zijn netvlies heeft gehad, en dat mijn uitgebreide aandacht voor het ontwikkelen van gewoonten bij hem iets getriggerd heeft.
De tweede vergissing is eigenlijk te onaardig om alleen maar een vergissing genoemd te worden. Tishauser verwijt mij dat ik bewust een valse tegenstelling heb gecreëerd, en als ik het goed begrijp bedoelt hij dat ik in feite een stropop bestrijd. Om dit uit te leggen gebruikt hij een onderscheid dat ik zelf introduceer tussen doxa (mening) en epistèmè (kennis). De termen worden door Tishauser overigens niet goed begrepen, omdat hij denkt dat een mening niet aan de werkelijkheid is getoetst terwijl kennis de confrontatie met de realiteit (door middel van een empirische toets) heeft doorstaan. Dat is echter geen houdbare beschrijving van het onderscheid, zoals we sinds Kant weten, omdat we niet op een begrijpelijke manier kunnen spreken over een confrontatie met ‘de’ realiteit. Daar besteed ik in het betreffende hoofdstuk dan ook uitgebreid aandacht aan, door te analyseren wat er tussen mensen gebeurt in het geval dat een waarheidsaanspraak betwist wordt. Tishauser meent dat mijn ‘karikatuur’ van het huidige onderwijs ‘op geen enkele manier overeenkomt met de realiteit in de scholen’. Dat is een boeiende maar ook een gedurfde waarheidsaanspraak, eentje die wij als lezers natuurlijk niet zonder meer zullen accepteren alleen omdat Jan Tishauser dat zegt. Iemand die empirische toetsen zwaar wil laten tellen, zal zijn waarheidsaanspraken toch op meer willen bouwen dan op een welles-nietes conflict tussen zijn woord en het mijne. Over ‘de realiteit in de scholen’ wil ik graag met hem verder in gesprek, maar In deze recensie wordt zo in ieder geval een karikatuur van mijn boek neergezet die de toets der kritiek niet doorstaat.
Jan Tishauser
De derde vergissing gaat over mijn wijze van citeren. Tishauser schrijft: ‘Bransen lijkt zich vooral op Bransen te baseren.’ Dat vind ik nog best een charmant compliment voor een boek dat het niet van voetnoten en literatuurverwijzingen wil hebben, maar dat van bladzijde tot bladzijde met de lezer in gesprek gaat en hem een zo transparant mogelijk betoog biedt. Het gebeurt allemaal in dit boek zelf. Je kunt het lezen zonder voortdurend bronnen te moeten naslaan. Ik heb in mijn boek geen bronnen nodig, maar weldenkende lezers, lezers die mee willen doen, desnoods door het met mij oneens te zijn. En die uitnodiging was ook heel nadrukkelijk voor Jan Tishauser bedoeld, ook al klaagt hij aan het eind dat ik hem die vrijheid niet heb gegund. Dát is nog eens selectief citeren, want vlak voor de door hem gewraakte passage schrijf ik: ‘Dat tweede deel is speculatief; ik loop daarin vooruit op wat ik vind dat de betekenis zou moeten zijn van het begrip menselijk onderwijs. Ik verbeeld mij dat ik daarmee best een eind kom, maar ik kan dat natuurlijk niet alleen. Dus ik hoop dat jij je aangesproken voelt door mijn ontwerp en het met mij wilt helpen ontvouwen, promoten en realiseren.’ (8)
Deze uitnodiging is blijkbaar niet aan Tishauser besteed. Maar hopelijk wel aan de lezers van Didactief Online.
1 Vervormde werkelijkheid
2 WoinActie
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven