Wel of geen prik?!

Tekst Tessa van den Brink, Tim Mainhard en Bjorn Wansink
Gepubliceerd op 13-12-2021
Leerkracht en masterstudent Tessa van den Brink en twee hoofddocenten van de Universiteit Utrecht onderzochten of en hoe docenten omgaan met het corona-vaccinatiedebat in de klas.   

Er is geen ontkomen aan, als je de TV aanzet of sociale media bekijkt, iedereen heeft een mening over de COVID-19 vaccinatie. Recent is met name de vaccinatiegraad onder jongeren een thema. Bij jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar blijft het aantal volledig gevaccineerden achter, terwijl volgens het RIVM de vaccinatiegraad onder jongeren bepalend is voor het verloop van de rest van de pandemie. De plek bij uitstek waar jongeren vrijwel dagelijks samenkomen is het klaslokaal op hun middelbare school. Is er daarom een rol weggelegd voor docenten in het bereiken van deze doelgroep? Maar vooral, hoe denken docenten zelf over het bespreken van het vaccin in de klas? Zo’n gesprek biedt ook een kans voor burgerschapsvorming. Wat zijn zoal de overwegingen om wel of geen prik te halen? Hoe voer je een gesprek over een dergelijk lastig thema zonder de emoties al te hoog op te laten lopen en de ander in zijn waarde te laten? En hoe ga je als docent dan om met je eigen mening?

Afgelopen voorjaar legden wij 135 docenten in het vo een vragenlijst voor om op die vragen een antwoord te vinden. Van de ondervraagden gaven er 105 les op het vmbo-tl en/of de havo. De meeste docenten gaven geschiedenis en maatschappijleer (n=55), andere biologie (n=49) en Nederlands (n=33).

 

Controversieel onderwerp

Van de 135 docenten waren er 119 voor vaccinatie. Bijna even veel docenten hebben ook vertrouwen in de wetenschap achter het vaccin. Toch kiezen docenten vaak voor een neutrale aanpak bij het bespreken van vaccinatie in de klas.

We vroegen aan docenten of zij de controverse rondom het vaccin herkennen. Dit wordt grotendeels bevestigd, 60% vindt het een (enigszins) controversieel thema. Op de vraag of dit hun zou weerhouden van het behandelen van het vaccin in de klas, gaf 73% aan de kans klein te achten dat zij het onderwerp zullen vermijden. Als ze dat wel doen, dan zijn prominente redenen hiervoor gebrek aan ruimte in het rooster of de verwachting dat collega’s het behandelen. Toch zegt ook een deel van de docenten (n=41) dit thema het liefst (helemaal) niet aan de orde te laten komen, omdat ze heftige reacties tussen leerlingen verwachten.

 

Burgerschap

Waarom zouden docenten controversiële thema’s zoals vaccinatie aansnijden in de klas? Uit onderzoek blijkt dat het onderwijzen van dit soort thema’s leerlingen helpt in het vergelijken en bekritiseren van verschillende standpunten (Brookfield & Preskill, 1999, Hand, 2012). Deze vaardigheden horen ook bij democratisch burgerschap. Cruciaal element in de ontwikkeling van deze vaardigheden is de aanpak van de docent. In onze steekproef gaven 98 docenten aan dat zij vooral gebruik maken van het onderwijsleergesprek of een discussie. Deze laatste didactische werkvorm wordt vanuit de theorie gezien als één van de meest effectieve pedagogische aanpakken (Brookfield & Preskill, 1999; Hand & Levinson, 2011). Lesgeven door middel van discussie in de klas kan bijdragen aan de ontwikkeling van kritisch denken, begrip voor andere standpunten en het zelfbewustzijn van leerlingen. Discussie en het bespreken van de verschillende standpunten gelden als belangrijk voor het ontwikkelen van burgerschap. Volgens de literatuur is het voor leerlingen ook van belang dat docenten zelf positie innemen en uitleggen hoe zij de voor- en tegenargumenten afwegen om tot een standpunt te komen. Maar dit lijkt echter voor veel docenten in ons onderzoek niet vanzelfsprekend.


Balanceren tussen neutraliteit en sturing

In de literatuur wordt er verschillend gedacht over de rol van de docent tijdens een klassendiscussie over een controversieel thema. Onderzoeker D.M. Kelly raadt docenten committed impartiality aan, oftewel ‘toegewijde onpartijdigheid’. Docenten delen dan in de eerste plaats op zorgvuldige wijze hun eigen mening met de leerlingen. Vervolgens moedigen ze de jongeren aan om de verschillende standpunten te vergelijken, bekritiseren en te waarderen (Kelly, 1986). In ons onderzoek zien 40 docenten het belang van hun persoonlijke mening voor hun leerlingen in, maar slechts 32 delen er ook direct hun mening. Een meerderheid, 78 docenten, wacht liever tot hun leerlingen hier expliciet naar vragen. Dezelfde groep docenten vindt het vervolgens wel belangrijk om hun leerlingen mee te nemen in de eigen overwegingen bij het vormen van hun mening of besluit. Het is dus niet vanzelfsprekend dat docenten hun eigen mening delen.

Een groot deel van de docenten (n=103) vindt het wel belangrijk om verschillende perspectieven te bespreken en hun leerlingen expliciet uit te nodigen om een eigen standpunt in te nemen én te beargumenteren. Dat docenten verschillende perspectieven waarderen blijkt ook uit het gegeven dat slechts 19 docenten alléén het RIVM-standpunt delen met hun leerlingen. Interessant, en niet in lijn met Kelly’s standpunt, is dat 94 docenten aangeven dat ze verschillende standpunten zo neutraal mogelijk willen behandelen. In de praktijk zou dit kunnen leiden tot relativisme’(= alles mag), omdat er dan geen duidelijke stelling genomen wordt over welke argumenten empirisch betrouwbaar zijn of moreel wenselijk. Docenten geven dus veel ruimte aan het debat in de klas. Echter een grote groep blijft niet volledig neutraal, 81 docenten geven aan het belangrijk te vinden om hun leerlingen uit te leggen waarom zij zich moeten laten vaccineren. Er bestaat dus een duidelijk spanningsveld tussen open staan voor verschillende perspectieven van leerlingen en het communiceren van de eigen mening.

 

Conclusie

Docenten balanceren binnen het vaccinatiedebat tussen neutraliteit en sturing. Zij geven duidelijk aan dat zij de context creëren om het vaccin te bespreken in de klas en vooral ruimte willen scheppen voor alle perspectieven, maar zien het ook als hun plicht om leerlingen te wijzen op het belang van vaccinatie. Veel docenten lijken het niet hun taak te vinden om de mening van hun leerlingen richting pro-vaccinatie te beïnvloeden. Met andere woorden, ze verstrekken informatie over het vaccin aan hun leerlingen, maar bemoeien zich er verder niet mee wat leerlingen hier mee doen. Veel docenten laten dus behoorlijk wat ruimte aan leerlingen om een andere keus te maken dan die door de overheid wordt aangeraden. Overigens, de data voor dit onderzoek zijn verzameld in het voorjaar van 2021, de discussie over vaccineren is inmiddels verder ontwikkeld en ook docenten kunnen er nu dus mogelijk anders instaan.

 

Tessa van den Brink is leerkracht basisonderwijs en masterstudent Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht; Tim Mainhard is universitair hoofddocent, Universiteit Utrecht en Bjorn Wansink is universitair hoofddocent, Universiteit Utrecht.

Verder lezen

1 Webinar Bjorn Wansink #Didactief50
2 Dossier corona

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent