Interview

Burgerschapsonderwijs moet beter

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 05-12-2017 Gewijzigd op 09-11-2020
Beeld Joost Bataille
Volgens recent internationaal vergelijkend onderzoek naar burgerschapsonderwijs staat Nederland er niet best voor. Leerlingen weten te weinig over onze rechtsstaat en leraren hebben een beperkt repertoire. Scholen moeten worden geholpen om dit te verbeteren, zeggen Geert ten Dam, Anne Bert Dijkstra en Anke Munniksma. ‘Het komt niet vanzelf goed.’  

Wat is het beeld dat oprijst uit de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS)?
Anke Munniksma: ‘Nederland blijft structureel achter op het gebied van burgerschapscompetenties, kennis, houdingen, vaardigheden en gedrag van leerlingen. Het gaat dan om vier inhoudelijke domeinen: democratie, maatschappelijke basiswaarden, maatschappelijke participatie en identiteit. Maar ook ons burgerschapsonderwijs blijft achter, zeker als we dit vergelijken met landen die op Nederland lijken volgens de zogenoemde HDI-index van de Verenigde Naties (volksgezondheid, onderwijsniveau en levenstandaard, red.), zoals België en Denemarken.’

Wat baart jullie het meeste zorgen?
solidariteitGeert ten Dam: ‘Nederlandse leerlingen weten minder van de democratische rechtsstaat, democratische regels, en de scheiding van kerk en staat. Dat was zo bij het onderzoek in 2009 en dat is nog steeds zo. Daarnaast zien we grote verschillen tussen leerlingen. Op havo/vwo is wat vooruitgang geboekt, maar we hebben een substantiële groep vmbo’ers die echt weinig burgerschapskennis heeft. De kloof tussen groepen leerlingen is in ons land ook groter dan in vergelijkbare landen.’
Anne Bert Dijkstra: ‘Wat opvalt, is dat 15% van de leerlingen vindt dat gelijke rechten voor etnische groepen in de samenleving niet nodig zijn. Dat percentage is hoog vergeleken met andere landen, net als in 2009.’
Munniksma: ‘Zorgwekkend is dat leerlingen ook zelf aspecten van burgerschap niet zo belangrijk vinden. Ze vinden bijvoorbeeld stemmen bij nationale verkiezingen, leren over de geschiedenis van het land, en politieke kwesties volgen minder belangrijk dan in de andere landen. Ook vinden ze gelijke burgerrechten minder belangrijk. Maar dit zijn wel zaken die van belang zijn voor een vitale democratie.’

Is de Nederlandse leerling niet gewoon te individualistisch en egoïstisch?
Ten Dam: ‘Nederlandse leerlingen vinden het recht op een eigen mening het belangrijkste aspect van burgerschap. Dat heeft inderdaad iets individualistisch. Maar kennis van de democratische rechtsstaat staat los van individuele gerichtheid, dus die zorg blijft voor mij wel staan.’

Aan welke landen zouden we een voorbeeld kunnen nemen?
Dijkstra: ‘In landen met betere uitkomsten, zoals Denemarken en Zweden, is het repertoire aan burgerschapsonderwijs veel breder: rollenspellen, meer ervaringen met burgerschap opdoen buiten de school. Nederlandse leraren noemen vooral het werken met een methode, het verwerkingsgesprek en praten over de actualiteit. Dat is beperkt. Blijkbaar is het ingewikkeld om op verschillende manieren aan burgerschap te werken, dus het is belangrijk scholen daarmee te helpen.’

Is de verzuiling en de daaruit voortvloeiende vrijheid van onderwijs in Nederland misschien een verklaring voor onze achterstand?
biddenTen Dam:
‘De overheid is inderdaad terughoudend geweest en heeft burgerschap te inhoudsloos geformuleerd. Ze moet duidelijker zijn over de burgerschapsopdracht. Er is, met respect voor de vrijheid van onderwijs, best een gemeenschappelijke kern voor burgerschapsonderwijs te formuleren: het gezamenlijk leven in een democratie en democratisch gedrag.’
Dijkstra: ‘Schoolautonomie blijft belangrijk, omdat burgerschapsonderwijs betekenisvol moet zijn voor leerlingen. Het moet in hun leefwereld passen, gaan over dingen die zij begrijpen, dus het zal altijd de kleur aannemen van de school, de leerlingen, de actualiteit, de omgeving. Maar die gemeenschappelijke kern specifieker formuleren is belangrijk, want de burgerschapsopdracht staat al sinds 2006 in de wet en het vordert niet. Het komt niet vanzelf goed.’

ICCS
Voor ICCS 2016 zijn leerlingen en leraren in 23 landen wereldwijd bevraagd op kennis, vaardigheden en houding ten aanzien van burgerschap en op burgerschapsonderwijs. In Nederland namen bijna 3.000 leerlingen in de onderbouw van het vo deel en zo’n 1.500 leraren en middenmanagers. De resultaten zijn gepubliceerd in het boek Burgerschap in het voortgezet onderwijs. Nederland in vergelijkend perspectief (Amsterdam University Press, € 34,95). Het Nederlandse ICCS-onderzoek is gefinancierd door het NRO en het ministerie van OCW (NWO-projectnummer: 405-13-341). Het is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam (Pedagogische en Onderwijswetenschappen, Sociologie), het Amsterdam Centre for Inequality Studies (AMCIS) en het Kohnstamm Instituut, als onderdeel van de International Civic and Citizenship Education Study, onder auspiciën van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA).

Wat leert dit onderzoek ons verder over hoe scholen het moeten aanpakken?
Dijkstra: ‘Dit onderzoek illustreert vooral dat burgerschapsonderwijs niet één vak is. Het gaat om een schoolbrede aanpak waarbij je allerlei accenten kunt leggen. De ene school zal misschien focussen op schoolklimaat en zal kenniselementen bij geschiedenis en maatschappijleer onderbrengen, een andere school zal curriculumbrede afspraken maken.’
Munniksma: ‘Er zijn scholen die het goed doen. Het wordt tijd om ze de gelegenheid te bieden om in netwerken van elkaar te leren, voorbeeldmateriaal te ontwikkelen en te delen. Nederlandse leraren vinden een aantal dingen echt lastiger dan hun collega’s elders, zoals lesgeven over de grondwet. Dat betekent dat burgerschapsonderwijs ook een betere plek in initieel en postinitieel docentonderwijs moet krijgen.’
Dijkstra: ‘Als leraar help je leerlingen zichzelf te ontplooien en meningen te vormen. Hoe kun je ze die ruimte geven, zodat ze zich kunnen afzetten tegen jou en oefenen waarom die ene mening misschien wat kort door de bocht is? Ga daar maar aan staan als leraar… Dat vraagt ondersteuning en ontwikkeling en daarin kunnen scholen geholpen worden. We weten uit onderzoek dat een open, veilig klimaat belangrijk is voor bevordering van burgerschap.’

Wordt burgerschapsonderwijs zo niet te veel persoonsvorming?
Ten Dam: ‘Persoons- en sociale vorming zijn natuurlijk twee kanten van dezelfde medaille. Je ontwikkelt je persoonlijk in relatie tot je omgeving en omgekeerd heeft je omgeving invloed op je persoonsvorming. Dat is een oude bekende in pedagogisch onderzoek en die zien we hier ook. Maar burgerschapsvorming is geen louter individuele persoonlijkheidsexercitie. Het gaat om je deelname aan de samenleving en het vreedzaam samenleven met anderen. Blijf dat vertellen en verbind dit met de motieven van scholen.’

Hoe bestrijd je de kloof tussen leerlingen? Het lijkt of streaming en setting ook effect heeft op burgerschap?
Dijkstra: ‘Homogeen of heterogeen groeperen van leerlingen leidt niet per definitie tot bepaalde effecten, maar we zien internationaal wel dat de resultaten van burgerschapsonderwijs beter zijn als je later selecteert en leerlingen langer bij elkaar blijven.’
Munniksma: ‘Kennis hangt samen met interesse. Dat biedt handvatten. Misschien leren vmbo-leerlingen er vooral van alsGeert ten Dam, Anne Bert Dijkstra en Anke Munniksma je schoolbrede activiteiten als leerlingverkiezingen of een leerlingenraad organiseert. Hier kunnen leerlingen van verschillende onderwijstypen van elkaar leren. Een open klimaat is ook belangrijk, waarin leerlingen het gevoel hebben dat ze hun mening kunnen uiten, in discussie kunnen en waar hun mening gerespecteerd wordt door leraren en medeleerlingen. Opvallend is dat Nederlandse leerlingen hier negatiever over zijn dan hun leeftijdsgenoten elders.’
Dijkstra: ‘Maar scholen hoeven het niet alleen te doen. Met z’n allen moeten we het beter doen.’                         

Foto: Geert ten Dam (links), Anke Munniksma en Anne Bert Dijkstra.

Geert ten Dam, Anne Bert Dijkstra en Anke Munniksma zijn verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek naar burgerschapsonderwijs voerden ze uit samen met Ineke van der Veen, Guuske Ledoux en Herman van de Werfhorst.

Dit artikel verscheen in Didactief, december 2017.

Click here to revoke the Cookie consent