Zwijgend zet je drie doorzichtige doosjes voor je. Je verwijdert een na een de deksels. ‘Daar zit wit in,’ roept een kleuter. ‘Het lijkt wel water,’ een andere. ‘IJs. IJsblokken,’ tiert een derde door het dolle heen. ‘Hoe gek.’ De kring brult het uit van het lachen.
Je vouwt je handen voor je mond en kijkt naar beneden. Met dit gebaar vang je de laatste vluchtige woorden van je kleuters en al hun blikken.
‘Drie ijsblokken. Heel juist. Wat denken jullie dat er zal gebeuren als we ze alle drie op een andere plaats in de klas zetten en wachten tot na de middag?
Dit doosje met een prentje van een raam mag ons kindje van de dag Rodrigo zo dadelijk daar in het zonnetje aan het venster zetten. Dit tweede doosje met de tekening van de kast erop mag zijn buur Fien ginds beneden in de kast plaatsen. En het doosje met de ijskast mag zijn andere buur Momo naar de directeur brengen voor in de koelkast. Straks.’
De kinderen schuiven op hun paddenstoeltjes en binnen de kortste keren schieten de wildste voorspellingen lukraak door de kring. Doosjes zullen barsten. Overlopen. Smelten.
‘Hebben jullie ze goed gezien?’ vraag je, terwijl je er een doek over gooit. ‘Zitten de doosjes van onder tot boven vol ijs? Tot waar dan precies? Ook in de hoekjes? Hoe weet jij dat zo zeker? Kom, ik heb drie wetenschappers nodig.’
Je hult de trotse gieters in een wit schort. Rodrigo is jouw proefleider. ‘Vertel en toon het ons. Tot waar komt het ijs precies? Hoe kunnen we weten dat het een klomp ijs is die alle hoekjes vult?’ Rodrigo keert doosjes om, schuift blokken ijs uit de doosjes op een handdoek en weer terug. Fiere Fien meet alles minutieus op en trekt fijne lijntjes aan de buitenzijde, net tot waar het ijs komt. Momo tot slot is je fotograaf van dienst, hij trekt de ijsklompen als waren het sterren op het witte doek. Maar dan echte coole.
Enkele minuten later hebben de ijsblokken het raam, de kast en de ijskast-bestemming bereikt en de kinderen hun plaatsen weer ingenomen in de kring.
Een hypothese stellen of in een glazen bol kijken?
Je houdt een groot vraagteken vast. ‘Wat heb ik daarnet ook alweer gevraagd? Wat gaan we onderzoeken?’
‘Wat er zal gebeuren met de ijsdoosjes, juf?’
‘Wat denken jullie dat er zal gebeuren,… als we de drie doosjes met het ijs erin,… op drie verschillende plaatsen zetten,… en wachten tot na de middag?’
‘Jullie krijgen zo dadelijk allemaal een blad van mij met daarop zes lege doosjes getekend, drie onderaan en drie bovenaan, met daar nog eens boven links een tekening van het raam, in het midden de kast en rechts de ijskast. Teken op de drie bovenste doosjes wat jij denkt dat er zal gebeuren met elk van die drie ijsdoosjes. Hier zijn jullie bladen. Wat moeten jullie ermee doen?’
‘We moeten op dit prentje tekenen wat er zal gebeuren met het doosje aan het raam.’
‘Juist, Amina. Wie weet er waar hij moet tekenen hoe het ijsdoosje dat nu in de koelkast van de directeur staat er straks na de middagspeeltijd zal uitzien?’
En of ze het weten. Gauw liggen twintig maal drie voorspellingen aan twintig maal twee trappelende voeten. Iedereen wil tonen wat hij getekend heeft, enkele opgewonden kleuters voegen er meteen een verklaring aan toe. Goed zo, maar hoogtijd om het steigerende paard dat de klas is even in te tomen. Je vraagt hen om eerst per twee hun schetsen te vergelijken.
‘Kijk naar elkaars tekeningen, eerst die van het ijsdoosje aan het raam. Wat verwacht je vriendje dat er zal gebeuren? Denkt zij hetzelfde als jij? Waarom denkt zij dat dat zal gebeuren? Vraag het haar maar eens. En dan het tweede doosje, dat in de kast.’
Je kijkt rond en ziet wat overeenstemt en wat verschilt en onderdrukt zowaar een lachbui bij het zien van een vergruizeld en een gekrompen ijsblokje. Je laat een gelijkgestemd duo zijn gezamenlijke verwachtingen in de kring herhalen en vraagt naar alternatieve scenario’s. Hun vingers en je eigen ogen wijzen je de weg. Laat maar komen. Ze verwoorden hun hypothesen en als je doorvraagt, krijg je meer woorden dan er klaar zaten in hun hoofden. Uitroeptekens en vraagtekens strijden in hun brein. Het mysterie houdt twintig wetenschappers in de ban.
‘Ik ben benieuwd. En nu moeten we wachten… Grapje. We gaan in de hoeken spelen. Wie zo ontzettend nieuwsgierig is dat zijn hoofd op springen staat, mag altijd even gaan kijken bij het doosje aan het raam. Kijken, niet aanraken. De deur van de kast met het andere doosje blijft dicht. Afgesproken?’
Ik wed dat de kleuters het vervolg zouden willen kennen? En jij?
Johan De Wilde en Sanne Feryn zijn docent en onderzoeker aan de Hogeschool Odisee in Aalst (B).
Deze column is op 17/05/2015 hier gepubliceerd. Lees ook deel 2 en deel 3.
1 Wat zien we? Wetenschappelijk denken voor kleuters in actie (2)
2 Wetenschappelijk denken voor kleuters in actie (3)
3 Minder geloof, meer bewijs
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven