Toeschouwerswetenschap

Tekst Jacquelien Bulterman
Gepubliceerd op 22-03-2023
Beeld Tom van Limpt
Het lerarentekort dwingt om vakmanschap centraal te stellen, schrijft Jacquelien Bulterman in een nieuw boek.

De problemen in het onderwijs, niet in de laatste plaats het lerarentekort, hangen sterk samen met de scheiding tussen wetenschap en vakmanschap. Leraren hebben zeer complex werk, maar hun handelingskennis, het vakmanschap dat nodig is om goed onderwijs te realiseren, wordt in Nederland maar beperkt gecultiveerd en staat op een ondergeschikte plaats.
 

Denken en doen

Grof gesproken werken er twee groepen in het onderwijsveld: deskundigen die wetenschappelijke kennis ontwikkelen en/of verspreiden, maar die kennis niet gebruiken voor de klas, en leraren die wel voor de klas staan, maar wier kennis geen officiële status heeft. Niet de pedagogische vakman of -vrouw in de school beschouwen we als onderwijsdeskundige, maar mensen die zich buiten de school bevinden; zij ontwikkelen wetenschappelijke kennis zonder deze daadwerkelijk te gebruiken. Op individueel niveau zijn er uitzonderingen – er zijn leraren die een bijzondere positie verworven hebben of deskundigen die ook ervaren leraar zijn. Maar het systeem vraagt dit niet; de architectuur van ons onderwijsveld kent een scheiding tussen wetenschap en vakmanschap, tussen kennisontwikkeling en handelen, tussen denken en doen.

Onderwijs verbetert niet,
als leraren praktijkkennis vervangen
door wetenschappelijke kennis

Deze verhoudingen zijn tot stand gekomen vanuit de aanname van beleidsmakers en bestuurders dat het onderwijs verbetert als leraren hun dagelijkse praktijkkennis vervangen door wetenschappelijke kennis. Ook onderzoekers dachten via objectieve methoden inzichten te kunnen vinden waarmee het onderwijs vernieuwd kon worden. Om objectiviteit te waarborgen plaatsten zij zichzelf in de rol van de toeschouwer; buiten de klas. Men nam aan dat wetenschappers uitvinden wat werkt en dat leraren dit kunnen toepassen.

Het resultaat was dat wetenschap en vakmanschap werden gescheiden. Leraren werden uitvoerders die de zeggenschap over hun beroep verloren. Hun status kelderde vervolgens; praktijkkennis werd met wantrouwen begroet, ongeacht de kwaliteit daarvan.
 

Obstakel

Inmiddels beschouwen de meeste wetenschappers deze visie op objectiviteit als verouderd. Het belang van praktijkkennis wordt meer onderkend, maar de gescheiden verhoudingen bestaan nog steeds.  Zo is een onderwijsonderzoeker iemand die kennis ontwikkelt, maar niet handelt met leerlingen. Onderwijsonderzoek is toeschouwerswetenschap, ook als gebruik gemaakt wordt van kwalitatieve methoden.

Toeschouwerswetenschap biedt
ander soort kennis dan leraren nodig hebben

De huidige kennisinfrastructuur vormt een obstakel om de problemen in het onderwijs op te lossen. Wetenschappers, onderwijsmanagers, politici, toezichthouders en beleidsmakers geloven dat er (internationaal) veel kennis van ‘bewezen interventies’ beschikbaar is, terwijl leraren daar te weinig gebruik van maken. Maar in werkelijkheid biedt toeschouwerswetenschap een ander soort kennis dan leraren nodig hebben, namelijk kennis óver onderwijs, wat niet hetzelfde is als kennis ván onderwijzen. Je kunt het verschil vergelijken met kennis over pianomuziek versus een goede pianist zijn. Intellectuele kennis is niet hetzelfde als handelingskennis. Uiteraard is intellectuele kennis voor leraren wel van belang, maar niet in geïsoleerde vorm, want alles wat leraren in klassen tot stand willen brengen, moet in relatie met leerlingen gerealiseerd worden. Het vakmanschap van leraren veronderstelt dat zij niet alleen iets weten, maar ook iets kunnen. Vakmanschap veronderstelt de ontwikkeling van handelingskennis. Evenmin als de kennis van pianisten in woorden te vatten is (want die zit gedeeltelijk in hun handen), geldt dit ook voor de handelingskennis van leraren. Het is belichaamde kennis, tacit knowledge, kennis van hoofd, hart en handen die niet makkelijk los te maken is van de persoon van de leraar.

Voor de ontwikkeling van dit vakmanschap biedt ons onderwijs slechts een zeer gebrekkige infrastructuur. In dat licht valt het te plaatsen dat een kwart van de beginnende leraren binnen vijf jaar weer is uitgestroomd en dat nascholing onvoldoende aansluit bij de praktijk. Onze kennisinfrastructuur is namelijk gebaseerd op de aanname dat toeschouwerswetenschap het onderwijs verbetert. Maar eigenlijk is dit hetzelfde als te veronderstellen dat je piano kunt leren spelen door een ander voor je te laten studeren.

Sinds wetenschap en vakmanschap van elkaar gescheiden zijn, is er ook een kloof tussen onderzoek en praktijk. Onderzoek naar het opleiden van leraren laat echter zien dat het model ‘de leraar als toepasser van academische inzichten’ de complexiteit van het werk van de leraar schromelijk onderschat. Inmiddels zijn er allerlei pogingen ondernomen om de kloof te dichten. De oogst hiervan is tot nu toe echter zeer mager. Dat is niet verwonderlijk, want evenmin je piano kunt leren spelen door een ander voor je te laten studeren, kun je de vraag hoe je moet handelen in de klas uitbesteden aan buitenstaanders.

 

Nieuwe kennisinfrastructuur

In mijn boek Het lerarentekort. Pleidooi voor vakmanschap beschrijf ik een nieuwe kennisinfrastructuur, waarin leraren veel actiever worden ingeschakeld. Zij stelt de ontwikkeling van vakmanschap centraal en maakt gebruik van handelingswetenschap. Leraren ontwikkelen handelingskennis door samen lessen te ontwerpen en te onderzoeken. Terwijl onderzoekers bij toeschouwerswetenschap hun (al dan niet aanwezige) kennis van het vakmanschap uitschakelen, vraagt handelingsonderzoek om actieve inschakeling van vakmanschap.  De wetenschapper is tegelijkertijd vakmens, zoals dit ook gebruikelijk is in de geneeskunde: hoogleraren geneeskunde werken ook als arts, gepromoveerde chirurgen opereren patiënten. Iedereen begint met het vakmanschap te leren beoefenen en wie doorstroomt naar de wetenschap blijft het vakmanschap beoefenen.

Vanuit handelingsonderzoek kan een nieuwe kennisinfrastructuur ontstaan die het leraren mogelijk maakt om van elkaar te leren in concrete pedagogische situaties. Handelingsonderzoek vormt dan de basis van een verbetercultuur. Zo kunnen we toegroeien naar een situatie waarin de regie over het onderwijs plaatsvindt vanuit vakmanschap.

We moeten het dus normaal gaan vinden dat iedereen in het onderwijs het vakmanschap van leraren (parttime) blijft beoefenen. Dit bevordert de kwaliteit van wetenschap en van de dienstverlening aan leraren. Daarnaast komen er zo meer leraren voor de klas, juist leraren die kritisch kunnen denken en een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van beroepskennis. De manier waarop leraren opgeleid en ondersteund worden verbetert, zodat er minder mensen uitstromen. Het mes snijdt aan veel kanten.

Het lerarentekort dwingt ons om zo snel mogelijk een nieuwe kennisinfrastructuur tot stand te brengen die vakmanschap centraal staat. We moeten kennisontwikkeling, kennisverspreiding en handelen in de klas, wetenschap en vakmanschap, denken en doen weer bij elkaar brengen.

J. Bulterman. Het lerarentekort. Pleidooi voor vakmanschap. (2023 Amsterdam University Press)

Lees ook de recensie van het boek in het aprilnummer van Didactief. 

Verder lezen

1 Een lerarentekort, zegt u?
2 Teacher Tapp: lerarentekort
3 Hoe je het lerarentekort regionaal kunt aanpakken
4 RATO maakt rot rotter
5 Over miskend vakmanschap

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent