Deze columns geven u een beeld van de opzet, uitvoering en resultaten van praktijkgericht onderzoek. We houden u maandelijks op de hoogte van de ontwikkelingen, de beslissingen, de mooie en lastige momenten en natuurlijk de inzichten die we opdoen! Alle columns achter elkaar geven een mooi beeld van hoe praktijkgericht onderzoek vorm kan krijgen en welke hoogte- en dieptepunten daar bij horen.
Nr 3. Passend meten is passen en meten!
In ons project volgen we hoe de leerlingen van basisschool Het Talent zich ontwikkelen op het gebied van taal, rekenen én 21e eeuwse vaardigheden. Toen we het projectvoorstel schreven, dachten we dat een half jaar meer dan voldoende zou zijn om deze longitudinale meting voor te bereiden. Maar wat een ruime planning leek te zijn, dreigt nu een race tegen de klok te worden — een race die we overigens van plan zijn te winnen!
Waarom kost het vinden of ontwikkelen van goede meetinstrumenten zoveel tijd? Dit komt vooral doordat we het onszelf niet gemakkelijk hebben gemaakt; we willen namelijk 'passend meten'. Volgens Carla van den Bosch, directeur van Het Talent, doet een passende meting recht aan de ontwikkeling van elk kind; het is dus een valide meting. Nu zijn er natuurlijk nogal wat verschillen tussen kinderen en daar wordt volgens de ontwikkelaars van landelijke voortgangstoetsen voldoende rekening mee gehouden, zowel in de vragen als bij de normering. Desondanks hoor je op scholen vaak kritiek op dit soort toetsen omdat ze geen goed beeld geven van wat hun leerlingen daadwerkelijk weten en kunnen.
Deze kritiek hangt samen met een ander aspect van passend meten: de aansluiting bij wat er op school wordt geleerd en hoe dat wordt getoetst. Voor een vernieuwingsschool als Het Talent is deze koppeling op zijn zachtst gezegd problematisch: niet alleen worden inhoudelijk andere accenten gelegd, vooral de manier van toetsen wijkt behoorlijk af. Op Het Talent worden veel speelse en natuurlijke metingen gebruikt om de individuele voortgang binnen de eigen leerstoflijn te volgen. Elk kind wordt dus bekeken op zijn of haar eigen niveau aan de hand van prestaties op zijn of haar weektaken. Dit is precies wat voorstanders van het constructivisme toejuichen: Assessment should be embedded in the learning task. Want alleen dan kunnen de toetsresultaten direct worden gebruikt om het onderwijs af te stemmen op de leerbehoeften van individuele leerlingen.
Teaching for the test?
Maar ja... Omdat we de ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden op Het Talent willen vergelijken met het landelijk gemiddelde, zit er weinig anders op dan een bestaande en gecertificeerde test te gebruiken — met alle mogelijke nadelen van dien.
De kritiek van Het Talent op de gangbare voortgangstoetsen komt niet voort uit de slechte prestaties van hun leerlingen, die bovengemiddeld scoren op de Cito voortgangstoetsen. Wel bestaan er twijfels over of dit soort toetsen een goede indruk geeft van wat leerlingen daadwerkelijk weten en kunnen; komt hun ontwikkeling voldoende uit de verf bij deze voor hen relatief onbekende manier van toetsing?
Moniek Minkhorst, een van de unitregisseurs van Het Talent, heeft dan ook twijfels over de uitkomsten van dit soort toetsen. Ze herinnert zich een leerling die de Cito-voortgangstoets voor taal erg slecht had gemaakt, terwijl hij normaal gesproken juist heel taalvaardig was. Nadat Moniek had uitgelegd hoe je de vragen van de toets moest lezen en beantwoorden, maakte de leerling de toets nog een keer. Deze keer presteerde hij bovengemiddeld. Kwam dit doordat hij zich de vragen herinnerde of begreep hij beter hoe je dit soort toetsen moet maken?
Dit voorbeeld maakt duidelijk dat de leerlingen van Het Talent moeten worden voorbereid op het lezen, begrijpen en beantwoorden van de vragen. Teaching for the test dus, waarbij je je meteen kunt afvragen in hoeverre dit ook op andere scholen gebeurt, want als de berg niet naar Mohammed komt...
Testing for the teacher?
Voor de meting van 21e eeuwse vaardigheden bestaan (nog) geen standaardtesten en kunnen we instrumenten gebruiken die écht passend meten. Een klein nadeel is dat we die instrumenten zelf moeten ontwikkelen—en dat kost dus de nodige tijd.
De afgelopen maanden zijn we erin geslaagd om een mooie serie taken en opdrachten te bedenken voor de vaardigheden 'kritisch denken', 'digitale geletterdheid' en 'samenwerken'. Zo vormden de collaborative problem solving tasks uit het PISA 2015 onderzoek de basis voor onze meting van samenwerking. Leerlingen krijgen de opdracht om in groepjes van 4 iets te ontwerpen, bijvoorbeeld een nieuw speeltoestel voor het schoolplein. Hiervoor gelden bepaalde eisen die samen moeten worden besproken om tot de best mogelijke oplossing te komen. En dat vereist dus een goede samenwerking.
Bij kritisch denken werken de leerlingen een-op-een met de onderzoekers aan proefjes voor wetenschap en techniekonderwijs. Ze bedenken experimenten, voorspellen de uitkomsten hiervan, interpreteren en evalueren de gegevens en trekken conclusies. Dit alles gebeurt volgens een vaststaand script, dat is gebaseerd op (inter)nationaal onderzoek naar wetenschappelijk redeneren bij kinderen.
De opdrachten uit het ICILS 2013 project dienden als voorbeeld voor de meting van digitale geletterdheid. Bij dit onderdeel gaan we kijken hoe de kinderen informatie zoeken voor een spreekbeurt, de opmaak van een Word-bestand aanpassen en een PowerPoint presentatie maken. Daarnaast worden enkele vragen gesteld over mediawijsheid, bijvoorbeeld hoe je moet omgaan met 'grooming'-berichten en hoe je sociale normen respecteert bij het posten van een reactie op een blog.
Hoewel deze opdrachten goed aansluiten bij wat de kinderen van Het Talent tijdens de reguliere lessen doen, voldoen ze niet volledig aan de eisen van 'passend meten'. De kinderen worden bijvoorbeeld niet op hun eigen niveau getest omdat ze bij een goede longitudinale meting elk jaar precies dezelfde toetsen en opdrachten moeten maken. Hierdoor zullen de oudere kinderen gemiddeld genomen wat beter presteren dan de jongere; maar omdat we vooral de individuele ontwikkeling willen volgen, heeft dit geen storende invloed op de resultaten.
Een ander aspect van passend meten, de opdrachten inhoudelijk verankeren in de weektaak, is evenmin mogelijk, omdat niet alle kinderen aan dezelfde taken (en op hetzelfde niveau) werken. Het gebruik van de resultaten om het onderwijs af te stemmen op de individuele leerbehoeften is zelfs uit den boze: dit zou de meting in de komende jaren sterk vertekenen en dus een soort teaching for the test zijn.
Hierdoor rijst de vraag in hoeverre het gebruik van toetsen door onderzoekers en leraren verenigbaar is. Leerkrachten gebruiken een toets soms op een andere manier en meestal voor een ander doel dan onderwijsonderzoekers. Er zullen dus vaak 'extra' metingen voor onderzoeksdoeleinden moeten worden gedaan, wat extra (regel)werk met zich meebrengt.
Zelfs in ons praktijkgericht onderzoek bleek het niet mogelijk om een betrouwbare en valide meting te ontwikkelen die volledig in het reguliere lesprogramma kan worden ingepast. Wij zijn dan ook nieuwsgierig naar de ervaringen uit andere praktijkgerichte projecten — hoewel deze inzichten voor ons waarschijnlijk te laat komen: over drie weken beginnen we met de eerste metingen. Vol goede moed, dat zeker!
Dit is de derde van een maandelijkse serie columns over het project TALENTontwikkeling.
Tekst Ard Lazonder (adjunct hoogleraar aan de Universiteit Twente), Carla van den Bosch (directeur basisschool Het Talent) en Moniek Minkhorst (unitregisseur basisschool Het Talent).
Deel 1 van de serie TALENTontwikkeling.
Deel 2 van de serie TALENTontwikkeling.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven