Ruimte nemen is bewust kiezen

Tekst Hester IJsseling
Gepubliceerd op 17-12-2015
Hester IJsseling - Meer aandacht voor socialisering en persoonsvorming – hoe ziet dat er uit?

Om mee te kunnen doen in de wereld moet je kunnen lezen, schrijven en rekenen. Dat is de basis, en die leren kinderen op de basisschool. Omdat ze die dingen in groepsverband leren, leren kinderen op school ook met elkaar omgaan in groepen. Daar merken ze dat ze verschillen van andere kinderen. Zo beginnen kinderen op school te ontdekken wie ze zijn, hoe ze verschillen van anderen en hoe ze zich verhouden tot anderen.

Je zou die verschillende met elkaar verweven facetten van het onderwijs kunnen onderscheiden als drie domeinen: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Deze drieslag van Gert Biesta biedt ons een vocabulaire waarmee we verdieping kunnen brengen in het gesprek over onderwijs. Maar als we concreet proberen te maken wat die termen betekenen, blijkt dat nog niet zo eenvoudig.

Velen zeggen dat er meer gedaan moet worden aan socialisatie en persoonsvorming (Onderwijs 2032, Leraar 2032, Nationale Denktank). Het probleem is niet zozeer dat er meer aan gedaan moet worden, maar dat we ons bewuster zouden moeten verhouden tot wat daar – altijd al - gebeurt. We hebben er te weinig oog voor, en te weinig taal om erover te spreken en te denken.

Het onderwijs heeft op die drie domeinen namelijk altijd invloed. Ook als je jezelf als leraar geen expliciete doelen stelt buiten het domein van de kwalificatie, heeft je onderwijs effect op het vlak van socialisering en persoonsvorming. Als we zorg willen dragen voor een goede balans tussen de drie domeinen, dan is het van belang te leren zien wat er gebeurt in de relatie tussen kinderen en leraren op school. Hoe verhouden ze zich op school tot zichzelf en tot de ander? Welke rol speelt ons pedagogisch handelen daarin? En wat streven we daarin na?

Taal geeft legitimiteit
Lezen, schrijven en rekenen – in de eerste plaats zijn dat kwalificaties. Dingen die je moet kunnen. Het zijn ook de vakken die op school regelmatig getoetst worden, met gestandaardiseerde toetsinstrumenten. De meetbare aspecten van taal en rekenen worden zichtbaar gemaakt middels grafieken en tabellen, met harde cijfers. Met de juiste scores kun je je kwalificeren voor deelname aan de maatschappij. Om met elkaar te spreken over kwalificatie is kortom een uitgebreid vocabulaire en instrumentarium voorhanden. Voor socialisering en persoonsvorming is dat niet het geval.

'Datgene waarvoor taal beschikbaar is, heeft legitimiteit'

Datgene waarvoor taal beschikbaar is, heeft legitimiteit. Dat wat onbenoemd blijft, wordt effectief gediskwalificeerd. Het mag, zoals we zeggen, geen naam hebben. In de manier waarop we over onderwijs spreken, hoe we lesgeven, hoe we toetsen en hoe we onderzoek doen, vellen we bedoeld of onbedoeld een oordeel over datgene waar we waarde aan hechten. Met wat we daarmee voorleven, geven we richting aan de manier waarop en de ruimte waarin kinderen op school zich ontwikkelen. Op dit moment voeren cijfers de boventoon in het spreken over onderwijs. De vraag is, of dat wenselijk is.

Laten we wat dieper ingaan op het lesgeven. Kwalificatie heeft te maken met het wat: wat willen we kinderen leren. We willen ze lesgeven in lezen en schrijven, spellen en rekenen. Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. In de manier waarop we lesgeven zit altijd impliciet een mensbeeld verborgen en een idee over wat goed is voor kinderen.

Het is belangrijk dat leraren die verborgen opvattingen expliciet maken. Daartoe hebben we taal nodig die waarneembaar en denkbaar en bespreekbaar maakt wat we doen en wat er gebeurt, taal om te benoemen wat we nastreven, en taal waarmee we kunnen onderzoeken of wat we doen in overeenstemming is met wat we nastreven. Voor een goede balans tussen de drie domeinen moeten we daarom niet alleen naar het wat kijken, maar ook naar het hoe en het waartoe, en daar woorden voor vinden.

Ter illustratie een aantal voorbeelden uit de praktijk van het (basis-)onderwijs.

Over een week, zo kondig ik aan, zal ik de tafels van 4 en 5 toetsen. Op het vlak van de kwalificatie gaat het me erom dat de kinderen de tafels van vermenigvuldiging leren automatiseren. De kinderen krijgen van mij een cijfer voor de toets. Als ze alles goed hebben, krijgen ze een 10. Het idee is dat die 10 stimuleert om goed te oefenen. Cijfers geven is een traditionele sociaal-culturele praktijk, een gangbare manier van doen, waarmee ik de kinderen wil laten kennis maken. Tegelijkertijd schep ik met het geven van cijfers een situatie waarin de vraag zich kan voordoen: Wat vind ik als leraar van die praktijk van cijfers geven? Wat betekent het voor het kind persoonlijk? Hoe gaat een kind ermee om als het een hoog cijfer krijgt en een ander kind niet? Of het ene kind een hulpmiddel mag gebruiken, omdat het vanwege een leerstoornis niet kan automatiseren, en het andere niet? Hoe gaat een kind om met de verantwoordelijkheid voor zijn huiswerk? Dit alles hangt samen met persoonsvorming: hoe verhoudt het kind zich tot de wereld.

Minsommen uitrekenen
Een ander voorbeeld. Ik sla 's morgens het rekenboek open, en vraag de kinderen hun boek open te slaan, op de bladzijde waar de les van die dag staat afgedrukt. We volgen de voorgeschreven weg die de methodeontwikkelaar heeft uitgedacht, een weg die pretendeert passend te zijn voor alle kinderen van een bepaalde leeftijdsgroep die in Nederland onderwijs volgen. Ik vertel welk doel de les heeft - op het vlak van kwalificatie – bijvoorbeeld minsommen uitrekenen met overschrijding van het tiental, met behulp van een getallenlijn.

Vervolgens leg ik uit hoe de opdrachten in het boek moeten worden uitgevoerd. Ik ga na of de kinderen de uitleg begrepen hebben, en geef hen vervolgens tijd om de stof te verwerken. Na afloop – of tijdens de verwerking, rondlopend – kijk ik het werk na, om te zien of de kinderen het inderdaad begrepen hebben. Het criterium is dat de leerlingen de antwoorden uit het antwoordenboek op eigen kracht weten te vinden en in hun schrift schrijven. Mocht dit niet het geval zijn, dan leg ik betreffende rekenstrategie nog eens uit, eventueel door met een klein groepje de opgaven samen stap voor stap te doorlopen.

Wat gebeurt hier nu op het gebied van kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming? De kinderen leren een bepaalde deelvaardigheid van het rekenen. Maar hoe worden de kinderen hier gesocialiseerd? En wat gebeurt er op het gebied van persoonsvorming?

Impliciet is de – socialiserende - boodschap: Zo doen we dat hier. De methode is leidend, ik volg als leraar de methode, en de leerlingen volgen mij. De leerlingen concluderen uit de gang van zaken, dat het kennelijk niet de bedoeling is zelf een eigen invulling te geven aan de les. Dat leef ik hier immers vóór: ik neem die ruimte niet, en ook de leerlingen worden geacht zich te voegen naar de vraagstelling in het rekenboek. Er is steeds slechts één antwoord goed. Het is een goede voorbereiding op de standaardtoetsen waarmee de kinderen te zijner tijd zullen worden geconfronteerd. Ondertussen laat deze aanpak ook sporen na in het domein van de persoonsvorming: de kinderen leren zich te conformeren en gehoorzaam te zijn.

Op andere dagen, in andere lessen, doe ik het anders. In het werkboek rekenen staan bijvoorbeeld blinde klokjes voorgedrukt, waarin de kinderen wijzers moeten tekenen, in overeenstemming met de daaronder aangegeven tijd. Dat is een heel gedoe, want de klokjes zijn klein, en het is moeilijk het verschil te tekenen tussen de grote en de kleine wijzer. Ook is het de meeste kinderen nooit opgevallen dat de kleine wijzer niet óp, maar vóór de vijf staat wanneer het half vijf is. Dat merk je pas als je klokjes gaat tekenen. Maar hoe belangrijk is dat eigenlijk? Wat is het doel van deze les? Welke kwalificatie streven we hier na? We willen dat de kinderen kunnen klokkijken. Niet: klokjes tekenen. Dat is immers niet iets wat je straks nodig hebt in je volwassen leven.

Ik besluit deze les uit de methode over te slaan, en bedenk een andere manier om de kinderen te leren klokkijken. Op het moment dat ik die ruimte neem, gebeurt er al iets op het gebied van socialisering en persoonsvorming. De leerlingen zien: kennelijk is het sociaal aanvaardbaar om af te wijken van de voorgeschreven weg en zelf te bedenken of er een betere manier is om het doel te bereiken. Mijn leraar denkt zelf na en neemt de ruimte om aan de les een draai te geven, wanneer haar dit goed dunkt. Zij neemt daarbij in ogenschouw wat voor ons leerlingen van belang is en wat niet.

Met deze manier van doen neem ik mijn professionele ruimte, maar ook schep ik een ruimte waarin de leerlingen zich mogelijkerwijs uitgenodigd zullen voelen mee te denken over een goede manier om de gestelde doelen te bereiken.

Ruimte nemen is bewust kiezen
Ruimte nemen is verantwoordelijkheid nemen. Luisteren naar wat de situatie van je vraagt, en vervolgens bewust kiezen: Volg ik het protocol, de richtlijn, de methode - of wijk ik ervan af? Door zelf ruimte te nemen, leef ik dit ook aan de kinderen voor: Kijk, dit is verantwoordelijkheid nemen.

Kortom: met de manier waarop we als leraren onze kwalificatiedoelen nastreven, leven we een bepaalde levenshouding voor, en daarmee oefenen we invloed uit op de socialisering en persoonsvorming van de kinderen. We laten zien wat de gebruiken zijn en we laten een bepaalde ruimte waarin de kinderen zich daartoe onafhankelijk en kritisch kunnen verhouden.

In de klas, werkend met de kinderen, is er geen tijd om over dergelijke keuzes lang na te denken. Als leraar neem je steeds intuïtief de beslissing om het een dan wel het ander te doen.

Wat nu belangrijk is, is te onderzoeken en te leren herkennen wat de betekenis is van de beslissing die je op zo'n moment neemt, al is het maar achteraf. Welke onuitgesproken opvattingen en waarden liggen verborgen achter die beslissing? En zodra je die onder woorden hebt gebracht en je ervan bewust geworden bent, en je kijkt er van een afstandje naar, zijn dat dan de opvattingen en waarden waar je ook daadwerkelijk voor wil staan? Zijn ze in overeenstemming met de bedoeling die jij hebt met het onderwijs? Mogen je collega's, je schoolleider, de kinderen en hun ouders, je daarop aanspreken? Ik denk dat het belangrijk is dat je als mens de vrijheid hebt om van geval tot geval te kiezen of je je zult aanpassen of dat je verzet zult plegen. Alleen wie beide kan, is werkelijk vrij. Die vrijheid is een van de hogere doelen waarop ik me in mijn onderwijs richt, en die richting geven aan de keuzes die ik als leraar maak.

Wat je doet - rekenen, spellen, lezen, lopen op de trap, buitenspelen, omgaan met materiaal – is nooit een kwestie van alléén kwalificatie, of alléén socialisatie of alléén persoonsvorming, maar heeft steeds die verschillende met elkaar verweven aspecten. Elke beslissing die je in de klas neemt - elke keuze die je maakt in de manier waarop je kinderen aanspreekt, lessen vormgeeft, stof behandelt - houdt een oordeel in. Een oordeel over wat in het hier en nu nodig is. En elk oordeel verraadt iets over de waarden en opvattingen die aan al die kleine beslissingen die je neemt ten grondslag liggen. Het verraadt wat jij goed en belangrijk vindt als leraar. Ook als je je daarvan helemaal nog niet bewust bent.

Wat vind je als schoolteam met elkaar belangrijk
Om een goede leraar te zijn, die in haar onderwijs het evenwicht bewaart tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming, is het belangrijk om dat te onderzoeken en onder woorden te brengen, en erover in gesprek te gaan met je collega's, met de kinderen, met ouders. Te onderzoeken wat het dan is, wat jij belangrijk vindt en wat je met elkaar als schoolteam belangrijk vindt. Of je daar, zodra je je ervan bewust bent, ook volmondig voor kiest en voor staat. En welke consequenties dat heeft voor de vormgeving van je onderwijs, voor de manier waarop je les geeft en hoe je met de kinderen (en collega's en ouders) omgaat. Je zou dat al moeten leren in de opleiding. Al is het niet iets waar je ooit mee klaar bent: het blijft een kwestie van een voortgaande dialoog.

Wat voor mensen zou je willen dat de kinderen die je onder je hoede hebt uiteindelijk worden? Welke kwaliteiten en attitudes zouden ze hebben als wat je voor ogen hebt, lukt? Vind je het belangrijk dat kinderen gehoorzamen aan het gezag van ouderen? Vind je het belangrijk dat kinderen discipline ontwikkelen, en leren hun eigen wil in toom te houden? Of staat voor jou mondigheid voorop, en zelfverantwoordelijkheid, zelfvertrouwen, initiatief, nieuwsgierigheid? Hecht je in de eerste plaats waarde aan betrokkenheid bij anderen, aandacht voor de dingen, zorg voor de omgeving, vertrouwen? Of staan identiteit, zelfontplooiing en talentontwikkeling voor jou bovenaan? Wat versta jij onder volwassenheid? En dan: Hoe verhouden zich jouw waarden tot de waarden van je collega's? Kun je het als team samen eens worden? En met de ouders? De kinderen?

'Kunnen we één nationaal curriculum bouwen
voor wat betreft socialisering en persoonsvorming?

Ik denk het niet'

Veronderstel, dat we het met elkaar eens worden. Kunnen we daar dan één nationaal curriculum op bouwen voor wat betreft socialisering en persoonsvorming? Zou dat niet de beste manier zijn om te zorgen dat die drie domeinen van Biesta gelijkelijk aan bod komen in het onderwijs?

Ik denk het niet. Het lijkt niet goed mogelijk iets te zeggen over wat tot socialisatie en persoonsvorming behoort, zonder daarin al direct normatieve keuzes te maken. Zodra je dat gaat invullen, verraden de voorbeelden die je bedenkt al welke waarden je hooghoudt. En die zijn niet voor iedereen hetzelfde.

Een nationaal curriculum op het gebied van socialisering en persoonsvorming zou de pluriforme werkelijkheid geen recht doen. Je kunt niet zonder geweld voor iedereen vaststellen wat wenselijk is. Wat wenselijk is, kan alleen de – steeds voorlopige - uitkomst zijn van een dialoog die in de scholen gevoerd wordt.

Problematisch vind ik wat dat betreft de kerndoelen die Stichting Leerplan Ontwikkeling in opdracht van het ministerie heeft opgesteld, en waaraan het onderwijs in Nederland zich dient te houden. Er staat: "De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde normen en waarden." Maar wat zijn "algemeen aanvaarde normen en waarden"? Niet iedereen in Nederland denkt hetzelfde over de betekenis van oogcontact of het geven van een hand, over de waarde van mondigheid en gelijkwaardigheid. Niet iedereen heeft waardering voor kinderen die proberen op een volwassen manier deel te nemen aan een gesprek. Voor sommigen is nieuwsgierigheid in kinderen een ondeugd.

Een belangrijk aspect van persoonsvorming is, steeds opnieuw de vraag te stellen of de veronderstelde common sense wel zo common is. Wie sluiten we daarmee buiten? Daarbij is het de vraag of wat gebruikelijk is, ook wenselijk is. Persoonsvorming heeft te maken met de vrijheid en de verantwoordelijkheid om te kiezen: volg je het protocol, de kudde, het gebaande pad, of wijk je ervan af? Verantwoordelijkheid nemen betekent: nooit gedachteloos zomaar wat doen omdat je het altijd al zo deed of omdat het 'moet'. En altijd met enige argwaan kijken naar de 'wij' in 'zo doen wij dat hier'. Want wie zijn die wij, en wie hoort daar niet bij?

In het onderwijs is de vraag die zich opdringt: Hoe verhouden we ons tot het gegeven dat niet iedereen hetzelfde denkt over wat gepast is - in de wereld niet, in ons land niet, maar ook niet op onze school, zelfs niet in onze klas? Het lijkt onhoudbaar te zeggen: Onze manier is de juiste manier. Beter zouden we zeggen: Laten we met elkaar de ruimte behoeden waarin we verschillend kunnen denken over wat belangrijk is, en laat ons de bereidheid tonen daarover met elkaar steeds weer het gesprek te voeren.

Om dat gesprek te kunnen voeren hebben we zoals gezegd taal nodig. Taal om te spreken over kwalificatie, socialisering en persoonsvorming.

Hester IJsseling is leraar/bouwcoach basisonderwijs op De Kleine Reus, Amsterdam. Doctor in de Filosofie. Coauteur Het Alternatief I en II.

Literatuur

Gert Biesta, Goed onderwijs en de cultuur van het meten, Uitgeverij Boom 2012

Gert Biesta, Het prachtige risico van onderwijs, Uitgeverij Phronese 2015

Alderik Visser et al., Manifest Leraar 2032, augustus 2015

Paul Schnabel et al., Ons onderwijs 2032. Hoofdlijn advies, oktober 2015

De Nationale Denktank. Lerenderwijs. Eindrapport december 2015

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent