Op zoek naar de ziel (6)

Tekst Jeannette Benschop
Gepubliceerd op 22-12-2022
Hester IJsseling gaat met collega’s van het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel (Thomas More Hogeschool) op zoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk – ook wel, de ‘ziel’ van het onderwijs. Wat verstaan we daaronder en wat vraagt dat van ons? Deze keer leerkracht-onderzoeker Jeannette Benschop over een kind dat op school niet sprak.

Een woordeloze ontmoeting

Terwijl de zon laag door het raam naar binnenvalt en de klas in een oranje gloed zet, vraag ik aan Nouri: ’Heb je zin om te tekenen op het bord?’ Ik maak met mijn arm een uitnodigend gebaar. ‘Ik heb de mooie doos met krijtjes gepakt, kijk’ – en ik wijs naar de doos die al klaar ligt. Ik zie zijn ogen oplichten. ‘Vind je dat leuk?’ Ik blijf vragen stellen maar verwacht geen antwoord, want ondanks dat hij al een half jaar in mijn klas zit, heb ik zijn stem nog nooit gehoord.

Meestal lukt het me om in de zogenoemde ‘gouden weken’ na de zomervakantie, een relatie op te bouwen met de kleuters die nieuw binnenkomen. Na een periode van aftasten krijgt de groep langzaam vorm. Er zijn altijd wel katuitdeboomkijkers die eerst eens willen zien waar ze nu beland zijn. Meestal duurt het een paar dagen tot het te verleidelijk wordt om mee te gaan doen. Vaak is het tijdens het buitenspelen dat een kind vergeet dat het spannend is om in de kleuterklas te zitten. Maar niet ieder kind laat zich zo makkelijk kennen.

Nouri was zo’n jongen. Een tenger gebouwd mannetje met een zachte uitstraling die toch op zijn stille manier nieuwsgierig aanwezig was. Meestal koos hij voor de huishoek waar hij dan stil aan tafel zat te genieten, terwijl de kinderen om hem heen hem al kletsend van thee voorzagen. Er was al een gesprek met zijn ouders geweest, die zich zorgen maakten omdat hij buitenshuis niet sprak. Ik stelde hen beiden en ook mezelf gerust, want ik zag dat Nouri wel open stond voor contact met mij en kinderen in de klas, maar ik begreep hun zorg ook. Ik vroeg ze om het nog even tijd te geven.

Maar ondanks alle welwillendheid was er geen vooruitgang. Dat deed langzamerhand ook iets met mij. Ik vroeg me af: Pak ik het niet goed aan - moet hij naar een specialist - wat als het niet overgaat? Maar als ik naar hem keek en zag met hoeveel plezier hij deelnam aan het groepsgebeuren, wat maakte het dan uit dat hij niet sprak? Door goed naar hem te kijken zag ik ook dat we een gemeenschappelijke liefde deelden: tekenen.

Ik zie een lach op zijn gezicht komen, terwijl hij richting de stoel loopt die ik al voor hem heb klaargezet. Ieder op een klein stoeltje, zitten we voor het bord. Ik kies een krijtje uit de doos en houd de doos ook aan Nouri voor. Op het bord teken ik een cirkel. Hierin zet ik een streep. Met ingehouden adem wacht ik af of hij iets gaat doen. Heel voorzichtig zet hij in de buurt van mijn streep een dun, bibberig lijntje. Ik voel me van binnen warm worden en zonder hem aan te kijken teken ik nog een streepje op een andere plaats in de cirkel. Ik voel naast me hoe zijn arm omhoog gaat en zie dat hij er als antwoord een streepje naast zet. Dan teken ik een rondje. Nu, sneller dan daarvoor, zet hij ook een rondje in de cirkel. Zo gaan we door en als ik zie dat zijn lijn steviger wordt, durf ik het aan om de rollen om te draaien. Dicht naast zijn streep plaats ik die van mij. Ik voel hem even inhouden en dan zet hij een rondje neer, wat ik meteen weer beantwoord met een rondje ernaast. Hij komt steeds verder los en wisselt van kleur en vorm en ik doe niets anders dan hem volgen. Al die tijd wordt er niet gesproken en toch is het op een bepaald moment duidelijk dat de tekening klaar is. We kijken elkaar aan en ik voel om mijn mond een glimlach groeien als ik zijn glunderende blik zie.

Het heeft nog maanden geduurd voordat ik Nouri’s stem voor het eerst hoorde, maar hij nodigde me wel uit om samen te tekenen. Dit gaf mij het vertrouwen om hem de tijd te geven die hij nodig had.

Max van Manen wijst erop dat op het moment dat je een kind labelt (met Selectief Mutisme of met ADHD, ASS, ODD enz.) onmiddellijk de neiging opkomt om in je plunjezak vol professionele trucs te duiken en tevoorschijn te komen met een of andere interventie, therapie of medicatie. Deze labels verhinderen je, voeling te krijgen met wat er tussen jou en een kind gebeurt. Ze sturen je ongewild een bepaalde richting in, door de moeilijkheid waarmee je te kampen hebt voor te stellen als een aandoening van het kind – een objectief feit, los van wie of hoe jij, als leraar, bent.

Je zou er haast door vergeten dat het uiteindelijk aan jou is om uit te vinden hoe jij als leraar contact gaat maken met een kind als Nouri – hoe kwetsbaar die zoektocht ook is.

 

Literatuur

Kelchtermans, G. (2008). ‘Narratief weten, zelfverstaan en kwetsbaarheid.’ In: Stevens, L. (red.) Leraar wie ben je? Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Manen, M. van (2014). Weten wat te doen wanneer je niet weet wat te doen. Driebergen: NIVOZ

Verder lezen

1 Op zoek naar de ziel van het onderwijs
2 Op zoek naar de ziel (2)
3 Op zoek naar de ziel (3)
4 Op zoek naar de ziel (4)
5 Op zoek naar de ziel (5)
6 Op zoek naar de ziel (7)
7 Op zoek naar de ziel (8)

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent