Zomer 2021. Samen met de zes leerkrachten van mijn leergemeenschap zit ik in het lokaal van groep 8. Ook deze maand is het gelukt om, te midden van alle covid-hectiek, ruimte te maken om in gesprek te gaan over ‘de school als oefenplaats voor democratisch samenleven’. Ons doel is om van elkaar te leren, en uiteindelijk de democratische vorming van de kinderen op deze school te versterken. Het is een onderwerp waar ik zelf erg gedreven voor ben. Onze democratie is kwetsbaar en scholen kunnen in mijn ogen een cruciale rol spelen in de democratische toerusting van een nieuwe generatie. Ook de deelnemers zijn gemotiveerd om met dit onderwerp aan de slag te gaan, zeker nu er veel aandacht is voor burgerschapsvorming op school.
Ondanks die motivatie is de begeleiding van de leergemeenschap een zoektocht. ‘Burgerschap’ en ‘democratische vorming’ zijn abstracte begrippen, die tastbaar moeten worden gemaakt, zonder ze plat te slaan. Ik heb zojuist met de leerkrachten een pedagogisch gesprek gevoerd, waarbij we de ervaring van leerkrachten verkennen. Deze gespreksvorm hebben wij als lectoraat ontwikkeld om zo dicht mogelijk bij de concrete ervaring van de leerkracht te komen, vanuit het idee dat dit leraren helpt om in contact te komen met hun ‘bezieling’ voor het leraarschap (IJsseling, 2020). Tijdens een pedagogisch gesprek zie ik iets bijzonders gebeuren. De leraren – die aanvankelijk vermoeid binnenkwamen – krijgen een twinkeling in de ogen. De tijd die wij nemen voor elkaars ervaringen brengt een gepassioneerd gesprek op gang. ‘Dít is waar het onderwijs om draait, hiér ben ik leerkracht voor geworden!’ Ik ben onder de indruk van wat er gebeurt. Het concept ‘burgerschap’ dat voor iedereen vaag was, wordt gevuld met concrete praktijkvoorbeelden en allemaal voelen wij de energie die loskomt.
Tegelijkertijd roept wat er gebeurt ook twijfels bij mij op. In ons enthousiasme wordt bijna elke ervaring aan democratische vorming verbonden; van de indeling van de klassengroepjes, tot een gesprek over omgangsnormen wanneer een uitvaartstoet langskomt. Ik snap de dwarsverbanden, maar twijfel: is dit echt waar burgerschapsvorming over gaat? Helpt het leraren als democratische vorming wordt gekoppeld aan zo’n brede waaier van ervaringen? Burgerschap kan snel een containerbegrip worden. Zoals Eidhof (2018) in zijn boek beschrijft, wordt zoveel onder burgerschap geschaard dat niet duidelijk is wat er precies bedoeld wordt. Als alles valt te scharen onder de noemer ‘burgerschapsvorming’, dan is het erg lastig om richting te vinden met elkaar.
Ondertussen is het anderhalf jaar later. Ook in het nieuwe schooljaar hebben we meerdere bijeenkomsten met elkaar gehad en daarna is het traject met de school afgerond. Uiteindelijk is het gelukt om het bewustzijn te vergroten met betrekking tot democratische vorming op school. We hebben zinvolle gesprekken gevoerd, waarin ook de definitie van democratische vorming vaak een punt van discussie was. We zijn er als groep in geslaagd om concrete handvatten aan te reiken om de andere collega’s van de school aan het denken te zetten over burgerschap in de klas. Toch is mijn aarzeling in het traject nooit helemaal verdwenen. Bij een volgend traject zou ik aan het begin duidelijker kaders schetsen en meer richting geven aan de gesprekken.
Dit traject heeft mij een belangrijke les geleerd over het professionaliseren van leraren. Ik ben erachter gekomen dat de eigen ervaring van leraren een krachtige bron van professionalisering is. De kunst is om het hart van leraren te raken. Het pedagogisch gesprek dat wij hiervoor als lectoraat ontwikkeld hebben, kan helpen om die bezielde bron te doen ontspringen. Maar voor mij is dat niet het hele verhaal. Zonder goede bedding stroomt het water alle kanten op. Als begeleider blijf ik verantwoordelijk voor de koersbewaking. Niet alles wat mensen aan het hart gaat, draagt als vanzelf bij aan professionalisering. Zoals ook niet elke authentieke ervaring van kinderen een educatief moment wordt. Wanneer je de geleefde ervaring aanboort, moet je met elkaar scherp onderscheiden welke aspecten van die ervaring relevant zijn. Uiteindelijk moet je de bezieling kunnen toetsen aan een professionele norm, zodat je kunt verwoorden waarom datgene wat gebeurt pedagogisch wenselijk is. Daarbij denk ik aan de woorden van Piet van der Ploeg (2020), die benadrukt dat professionaliseren vraagt om meer dan hart en ziel, maar óók een kwestie is van verstand.
Concreet betekent dit dat ik bij het professionaliseren van leraren tussen verschillende registers moet schakelen. Het ene moment is het van belang om de geleefde ervaring van leerkrachten aan te boren, om in verbinding te komen met het hart van hun leraarschap. Het volgende moment is het de kunst om vanuit die bezieling tot gezamenlijke kaders te komen en richting te vinden. Die twee bewegingen gaan niet vanzelfsprekend samen en staan soms op gespannen voet met elkaar. Toch blijf ik proberen die spanning aan te gaan, want juist die frictievolle verbinding maakt professionalisering mogelijk.
Literatuur
Eidhof, B. (2018). Het Wilhelmus Voorbij, over het ontwikkelen van burgerschap in het onderwijs. Amsterdam: Van Gennep.
IJsseling, H. (2020). Bezield en bezielend onderwijs, pedagogiek van onderbreking en verbinding. Rotterdam: Thomas More Hogeschool.
Van der Ploeg, P. (2020). “En met geheel uw verstand”. Leraar heeft niet genoeg aan hart en ziel. Verkregen op 26 november 2022 via https://www.academia.edu/42123149/_En_met_geheel_uw_verstand_Leraar_heeft_niet_genoeg_aan_hart_en_ziel.
1 Op zoek naar de ziel van het onderwijs
2 Op zoek naar de ziel (2)
3 Op zoek naar de ziel (3)
4 Op zoek naar de ziel (4)
5 Op zoek naar de ziel (6)
6 Op zoek naar de ziel (7)
7 Op zoek naar de ziel (8)
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven