Meritocratie

Tekst Paul de Beer
Gepubliceerd op 14-06-2016
Paul de Beer - Meritocratie: op weg naar een nieuwe klassensamenleving? Om maar met de deur in huis te vallen, het antwoord op de vraag in de ondertitel luidt: ja, we zijn op weg naar een nieuwe klassensamenleving.

Maar wel een klassensamenleving die in bepaalde opzichten verrassend veel lijkt op de oude klassensamenleving uit het industriële tijdperk. De uitspraak 'wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje' lijkt nog steeds, of misschien moet ik zeggen, weer in toenemende mate op te gaan, ondanks dat we tegenwoordig geen kwartjes meer hebben.

De gangbare opvatting onder sociale wetenschappers is dat de samenleving steeds opener is geworden, dat wil zeggen een steeds grotere sociale mobiliteit kent. Sociale afkomst zou steeds minder belangrijk zijn voor maatschappelijke positie. Wij constateren echter dat de invloed van ouders op het onderwijs- en maatschappelijk succes van hun kinderen onverminderd groot is. Maatschappelijke voorsprong en achterstand worden dus nog altijd in hoge mate van generatie op generatie overgedragen.

Tegelijkertijd is er in die overdracht van ongelijkheid wel iets veranderd. Het mechanisme waarlangs deze overdracht plaats vindt, is namelijk steeds minder de sociaaleconomische status van de vader – of meer specifiek diens beroep - en steeds meer het opleidingsniveau van de ouders. Omdat sociaaleconomische status en opleidingsniveau nauw samenhangen en samenhingen, komt het effect van beide mechanismen echter in hoge mate overeen. De zoon van de medisch specialist werd vroeger specialist omdat zijn vader specialist was, en nu heeft hij een grote kans om specialist te worden omdat zijn vader en moeder hoog opgeleid zijn. Het mechanisme is veranderd, de uitkomst is vergelijkbaar.

Stap vooruit
Omdat we het in het algemeen rechtvaardiger vinden dat je opleidingsniveau je maatschappelijke positie bepaalt dan de sociaaleconomische status van je ouders, zien de meeste mensen de overgang naar een meritocratische samenleving als een belangrijke stap vooruit. En inderdaad valt daar veel voor te zeggen. Een meritocratische samenleving, waarin iemands maatschappelijke positie wordt bepaald door zijn/haar persoonlijke prestaties of verdiensten (merits) is eerlijker dan een traditionele klassensamenleving waarin je maatschappelijke positie wordt bepaald door die van je ouders. Bovendien is een meritocratische samenleving efficiënter, omdat ieders capaciteiten optimaal worden benut.

Maar men dient wel te beseffen dat de belofte dat een meritocratie ook een meer open en minder ongelijke samenleving zou zijn, niet is uitgekomen. Dat hoeft overigens geen verrassing te zijn, want de bedenker van de term meritocratie, de Britse socioloog Michael Young voorspelde dit bijna zestig jaar geleden al in zijn boek The Rise of the Meritocracy.

Cito-toets
Die invloed van het opleidingsniveau van de ouders verloopt langs twee wegen, waarvan men de een als meritocratisch en de ander als in strijd met de meritocratie kan typeren. Recent was er vooral aandacht voor het laatste: kinderen met hoger opgeleide ouders gaan bij gelijke capaciteiten (zoals gemeten met de Centrale Eind- of CITO-toets) vaker naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs dan kinderen van laag opgeleide ouders.

Maar er is ook een belangrijk ander effect, namelijk dat kinderen van hoog opgeleide ouders gemiddeld genomen meer cognitieve vaardigheden hebben dan kinderen van laag opgeleide ouders. Intelligentie is in hoge mate erfelijk, deels door genetische factoren (nature), deels door opvoeding en socialisatie (nurture). Hier vallen oude en nieuwe overdrachtsmechanismen in zekere zin samen. Zelfs als we de invloed van de ouders op schoolsucces bij gelijke capaciteiten van de kinderen geheel zouden kunnen uitschakelen, dan nog zullen kinderen van hoog opgeleide ouders het gemiddeld beter doen in het onderwijs doordat zij meer cognitieve vaardigheden hebben. En vervolgens zullen zij dus ook een hogere maatschappelijke positie verwerven.

Het heeft mij verbaasd dat politici het eerste doorgaans wel als een probleem zien – dat als kinderen even slim zijn, die met hoger opgeleide ouders naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs gaan. Maar we horen weinig over het tweede: dat kinderen van laag opgeleide ouders gemiddeld slechter scoren op de Cito-toets – terwijl zij dat evenmin zelf in de hand hebben. Want is intelligentie echt je eigen verdienste?

Keerzijde
In ons boek Meritocratie onderzoeken we deze mechanismen voor verschillende terreinen: naast het onderwijs de opvoeding, de arbeidsmarkt, huishoudensvorming en de politiek. Bovendien proberen we ontwikkelingen op langere termijn, over vele decennia in kaart te brengen. Dat is belangrijk, omdat het proces van meritocratisering geleidelijk verloopt en het meerdere generaties kan duren voordat de effecten volledig zichtbaar worden. Dat verklaart ook waarom we zo lang alleen de zonnige zijde van de meritocratisering hebben gezien en pas recenter (weer) oog hebben gekregen voor de keerzijde.

In de beginfase van de meritocratisering gaat zij namelijk wel degelijk gepaard met een grotere openheid van de samenleving en meer sociale mobiliteit. Dit is de fase waarin begaafde arbeiderskinderen voor het eerst de kans kregen om naar het voortgezet onderwijs te gaan en later ook naar de hogeschool of universiteit. In deze fase – ruwweg lopend van de Eerste Wereldoorlog tot de jaren zeventig/tachtig van de vorige eeuw – zien we een grote opwaartse sociale mobiliteit. Je afkomst leek er steeds minder toe te doen.

Maar als dit proces zich geleidelijk uitkristalliseert, vinden we aan de bovenkant van de samenleving de getalenteerden met een hoge opleiding en aan de onderkant de minder begaafden met een lage opleiding. En aangezien hun kinderen qua talenten veel op hen lijken, komen de kinderen ruwweg op dezelfde sport van de maatschappelijke ladder terecht als hun ouders. Zo sluit de samenleving zich weer en ontstaat er een nieuwe klassensamenleving, waarin de (opleidings)klasse waarin je geboren wordt in hoge mate je levenskansen bepaalt.

Naast dit meritocratische mechanisme blijken er in onze samenleving echter ook nog altijd oudere niet-meritocratische mechanismen werkzaam. Zo is er nog altijd enige directe invloed van het beroep van de vader op opvoedingspatronen en op het onderwijssucces en het beroepsniveau van zijn kinderen. Weliswaar is het belang van beroep voor opvoeding en onderwijs sterk afgenomen, maar dat geldt niet voor de overdracht van de beroepsstatus van vader op kinderen. Kinderen van een vader met een hoger beroep bereiken zelf ook vaker een hoger beroep dan even hoog opgeleide kinderen van een vader met een lager beroep. Omdat beroep en opleiding sterk samenhangen, wordt het effect van het opleidingsniveau van de ouders dus nog eens versterkt door hun beroepsniveau.

Positiebepaling
Hoe je deze processen van ongelijkheid in een meritocratische samenleving waardeert, is geen vraag waarop een wetenschappelijk antwoord kan worden gegeven. Uit twee bijdragen in ons boek Meritocratie blijkt echter dat het meritocratische principe dat mensen de maatschappelijke positie bereiken die overeenkomt met hun intelligentie en inspanning, breed wordt onderschreven. Dat geldt zelfs voor degenen die als verliezers van de meritocratie kunnen worden gekarakteriseerd, zoals langdurig werklozen. Dat wil echter nog niet zeggen dat ook alle maatschappelijke gevolgen hiervan moeten worden geaccepteerd.

De omvang van de maatschappelijke ongelijkheid in een meritocratische samenleving is geen gegeven, maar kan worden beïnvloed door (overheids)beleid en maatschappelijke instituties. En voor zover er nog altijd niet-meritocratische mechanismen zijn die bijdragen aan ongelijke kansen, kan het zeker als een opdracht worden gezien om deze te corrigeren. In hoeverre je ook de overdracht van begaafdheid en talenten van ouders op kinderen kunt en wilt beïnvloeden, bijvoorbeeld door speciale ondersteuning te bieden aan kinderen van laagopgeleide ouders, is een meer omstreden kwestie. Maar in ieder geval is er geen reden om de meritocratie simpelweg als een gegeven te zien, maar vraagt zij om een bewuste positiebepaling van politici.

Paul de Beer en Maisha van Pinxteren: Meritocratie, op weg naar een nieuwe klassensamenleving? Uitgeverij Amsterdam University Press, 2016. Het boek is hier gratis downloadbaar. 

Paul de Beer is Henri Polak hoogleraar voor arbeidsverhoudingen UvA-AIAS en directeur van het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging. De Beer sprak deze tekst uit tijdens de presentatie van zijn boek op 6 juni 2016.
 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent