Om deze vragen te beantwoorden, hebben we data uit het Nederlandse cohortonderzoek VOCL ’99 geanalyseerd. Door de vele overgangen die ons onderwijsstelsel kenmerken, is het een interessante casus voor de analyses. Ruim 17 duizend leerlingen zijn vanaf hun intrede in het voortgezet onderwijs veertien jaar lang gevolgd, waarbij we informatie hebben over belangrijke aspecten uit hun schoolloopbaan, zoals cognitieve prestaties, onderwijsniveaus en achtergrondkenmerken.
Voor vijf momenten in de schoolloopbaan zijn we nagegaan welke relatie er is met het opleidingsniveau van de ouders (SES): schooladvies groep 8, instroomniveau vo, onderwijsniveau na vier en acht jaar vo, en hoogst behaalde opleidingsniveau veertien jaar na start vo. Op elk van deze momenten blijken er SES-verschillen, al zijn die niet altijd even groot. Zo zijn de verschillen groter bij keuzemomenten, zoals de overgang van po naar vo. Wanneer we rekening houden met de cognitieve prestaties van leerlingen en hun eerder bewandelde onderwijspaden, nemen de SES-verschillen wel wat af, maar ze verdwijnen niet: leerlingen met hoogopgeleide ouders bewandelen en behalen op alle momenten hogere onderwijsniveaus dan kinderen van ouders met een lage SES.
Esmee Jonk, Trudie Schils en Inge de Wolf (Universiteit Maastricht en Inspectie van het Onderwijs)
Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven