Leren van verschillen

Tekst Patrick Sins
Gepubliceerd op 23-12-2020
Beeld Shutterstock; Berend Vonk
Wat doet segregatie met de leerprestaties van kansarme kinderen? Patrick Sins dook in de statistieken om te begrijpen hoe het komt dat de leerachterstand van kansarme kinderen zoveel groter is (geworden) in bepaalde steden en wijken. Zijn conclusie: als je kansarm bent, maakt het voor je leerprestaties nogal uit in welke buurt je opgroeit en naar welke school je gaat.

‘Ik weet niet waar je het over hebt, joh, bij ons op school zitten heel wat kinderen uit laagopgeleide gezinnen en daar is helemaal geen sprake van een leerachterstand’. Die zit. Nu ik weer. Ik ben in het oosten van het land en sta voor een groep kritische schoolleiders te vertellen over recent onderwijsonderzoek. Uit dat onderzoek blijkt dat kinderen van laagopgeleide ouders flinke leerachterstanden hebben opgelopen tijdens de eerste lockdown. Nou, niet op alle scholen blijkbaar. ‘Waar staat uw school?’ Ik vraag het, maar weet eigenlijk niet waarom. ‘Capelle aan den IJssel’, luidt het antwoord van de schoolleider. Tijdens mijn autorit terug naar de randstad blijft deze opmerking mij bezighouden. Ik weet dat in empirisch onderzoek de uitzonderingen op de regel vaak onderbelicht blijven. Maar wat is hier aan de hand?
 

In een buitenwijk van Maastricht

Ik ben opgegroeid in Daalhof, een wijk aan de rand van Maastricht. Het ligt nog net niet in België. Mijn vader werkte bij een garage als automonteur en mijn moeder was huisvrouw. Een klassiek arbeidersmilieu dus. Volgens de statistieken is er sprake van een lage sociaaleconomische klasse. En helaas zouden diezelfde statistieken niet veel goeds voorspellen als het gaat om mijn prestaties op school en mijn verdere carrière. Zo ook volgens ‘De Kansenkaart’, een website die onderzoekers aan de Erasmus School of Economics en het Tinbergen Instituut hebben gemaakt op basis van een enorme hoeveelheid data van het CBS. Op deze kaart kun je per gemeente of wijk bekijken wat het gemiddelde jaarinkomen is van 35-plussers die daar hun jeugd doorbrachten.

De verschillen zijn opmerkelijk. Mijn jaarinkomen nu is volgens de kansenkaart wel tienduizend euro lager dan die van oud-buurtgenootjes, hoewel die afkomstig zijn uit een rijker gezin. Da’s gek. Volgens de statistieken had ik beter aan de andere kant van de Maas kunnen wonen. Het inkomen van een leeftijdsgenoot die daar opgroeide in een vergelijkbaar gezin als het mijne, verdient nu twaalfhonderd euro per jaar meer. Maar er zijn nog sterkere regionale verschillen: zo verdienen kinderen van arme gezinnen uit voorsteden bijvoorbeeld aanzienlijk meer dan kinderen die arm opgroeiden in een grote stad. In Capelle aan den IJssel is dat verschil bijna vijfduizend euro per jaar. Niet alleen je achtergrond maar ook de omgeving waar je grootgebracht bent, speelt dus een rol in de kansen die je later hebt. En het zit hem in de details. Maar hoe dan?
 

Segregatie

In steden – en dan vooral in de grote steden – zie je dat kansrijke kinderen vaak naar de ene school gaan en kansarme naar een andere. Er is sprake van segregatie. In het basisonderwijs is vooral de segregatie naar opleidingsniveau van de ouders hoog: leerlingen met praktisch opgeleide ouders (vmbo) gaan vaak naar scholen met relatief veel leerlingen met praktisch opgeleide ouders. En kinderen van ouders die een hbo-of universitaire studie hebben afgerond, gaan vaak naar scholen met relatief veel leerlingen van ouders die ook theoretisch zijn opgeleid. De segregatie naar inkomen en etnische achtergrond is iets lager, maar nog steeds groot.

De mate van segregatie kun je in een getal uitdrukken: de dissimilariteitsindex. Dit getal geeft aan hoe gelijk of juist ongelijk leerlingen met een bepaalde achtergrond verdeeld zijn over de scholen binnen een gemeente ten opzichte van leerlingen van een andere groep. De index is een getal tussen 0 en 100 en geeft het aandeel leerlingen weer dat zou moeten verhuizen om een gelijke verdeling te krijgen. In het geval van totale segregatie (100%) zou van beide groepen de helft van de leerlingen van school moeten wisselen om een gelijke verdeling te krijgen (50%+50%). Willem Boterman en Inge de Wolf hebben die dissimilariteitsindex voor verschillende gemeenten onderzocht. Voor de G4 komt de index ergens uit tussen 65 en 70. In groeikernen is de index twee keer lager, voor overige gemeenten geldt een index van rond de 55. Capelle aan den IJssel is een groeikern. Er is daar weinig sprake van segregatie.

Op de scholen in Capelle aan den IJssel is er dus een meer gelijke verdeling van kinderen met verschillende achtergronden. Kinderen uit arbeidersgezinnen hebben daar een grotere kans om met kinderen te spelen uit academische milieus. Voor kinderen in de grote steden is het een ander verhaal. Kansarme kinderen spelen met kansarme kinderen. Wat is hiervan het gevolg voor het leren van kinderen? Om die vraag te beantwoorden, moeten we weer terug de school in.

Klassamenstelling en leerprestatie

Een diverse klas is voor alle leerlingen voordelig op cognitief vlak, in tegenstelling tot wat Orhan Agirdag stelt in het decembernummer van Didactief. Tot die conclusie kom ik na het lezen van een onderzoek van Lisette Hornstra en collega’s aan de Universiteit van Amsterdam. Zij gebruikten gegevens van meer dan 700 basisschoolleerlingen uit groep 5 tot en met groep 8. Ze zagen dat leerlingen van ouders die praktisch zijn opgeleid op alle meetmomenten slechter scoren op taal wanneer veel klasgenoten dezelfde achtergrond hebben. Deze leerlingen doen het beter als hun klasgenoten uit meer kansrijke gezinnen komen. Deze bevinding lees je volgens Hornstra cum suis ook terug in ander internationaal onderzoek. De Amsterdamse onderzoekers geven hiervoor twee verklaringen. Aan de ene kant kan het zijn dat leraren lage verwachtingen hebben, als hun klas voornamelijk bestaat uit kinderen met een bepaalde achtergrond. Een andere verklaring is dat het taalaanbod in deze klassen minder rijk zou zijn dan in meer heterogeen samengestelde klassen (en dan komen we toch weer dichter bij Agirdag, die stelt dat er vaak sprake is van taalachterstelling in plaats van taalachterstand).

Toen de scholen tijdens de vorige lockdown moesten sluiten, zagen we dat kinderen met een minder kansrijke achtergrond nog verder achterop raakten wat betreft rekenen en taal. Maar onderzoek van een groep onderzoekers aan de Universiteit van Oxford liet zien dat er ook verschillen waren tussen scholen. Op sommige scholen is er een ‘learning slide’ van 10 procent, terwijl andere geen verlies laten zien. Deels valt dit samen met de samenstelling van de school en dus ook de buurt: buurten met meer kinderen uit gezinnen met een lager sociaaleconomische status laten een groter verlies zien.

Kortom, als je volgens de statistieken kansarm bent, maakt het voor je leerprestaties uit in welke buurt je opgroeit. Opgroeien in een buurt waar er sprake is van een hoge segregatie – zoals in een grote stad – maakt dat je vooral omgaat met kinderen met eenzelfde achtergrond als jij. Zoals we hebben gezien, heeft dit voor arbeiderskinderen nadelige gevolgen. Het is dan heel goed mogelijk dat de leerachterstanden van deze kinderen tijdens de schoolsluiting hierdoor groter zijn dan die van kinderen uit vergelijkbare gezinnen in Capelle aan den IJssel, waar de segregatie veel lager is. De diversiteit maakt dat kinderen daar meer van en met elkaar leren. De cirkel is rond.

 

Patrick Sins is lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool.

 

Geraadpleegde literatuur

Bol, T. (2020, 8 december). Nakijken – Aflevering 2: Tegen de stroom in. Geraadpleegd van https://www.socialevraagstukken.nl/nakijken-aflevering-2-tegen-de-stroom-in/

Boterman, W. & Wolf, I. de (2018). Woonsegregatie bepaalt in grote mate schoolsegregatie. Economisch Statistische Berichten, 103(4768), p. 536-539.

Engzell, P., Frey, A., & Verhagen, M. (2020). Learning Inequality during the COVID-19 Pandemic. University of Oxford. 

Erasmus School of Economics en Tinbergen Instituut. (2020, 12 december). De Kansenkaart. Geraadpleegd van www.kansenkaart.nl

Hornstra, L., Van der Veen, I., Peetsma, T., & Volman, M. (2015). Does classroom composition make a difference: effects on developments in motivation, sense of classroom belonging, and achievement in upper primary school. School Effectiveness and School Improvement, 26(2), 125-152.

Onderwijsinspectie (2018). De Staat van het Onderwijs. Onderwijsverslag 2016/2017. Utrecht: Onderwijsinspectie.

Van der Klaauw, B., Oosterbeek, H., & Sóvágó, S. (2019). Oorzaken van schoolsegregatie in Amsterdam. In H. van de Werfhorst, & E. van Hest (editors), Gelijke kansen in de stad (blz. 110-123). Amsterdam University Press.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent