Oud-hollandse bestuurlijk-religieuze tegenstellingen? Vergoelijkende ontkenningen door een roze onderwijsbril? Of toch maar meedogenloos onderwijssociologisch, met oog voor unintended consequences, dilemma’s en contradicties, doelstellingen versus werking? Dat laatste dus.
Wat hebben vmbo-leerlingen grosso modo gemeen en wat is daarom typisch aan vmbo-scholen? Wel: de leerlingen zijn op hun twaalfde, zittenblijvers later pas, geselecteerd voor niks ‘hogers’ dan het ‘laagste’ of ‘ bijna laagste’. Hoe je het verder wendt of keert, ze beheersten na minstens acht jaar de leerstof van de basisschool matig of nauwelijks. Vroeger gingen zulke leerlingen naar het Lager BeroepsOnderwijs (‘praktisch begaafd’, zo werd gesteld) en vonden hun plek in beroepen die veelal nu niet meer bestaan, althans niet meer zo. Sinds de leerplichtverlenging – bedoeld als remedie, maar ook dat wou niet helpen - kan dat onderwijs geen eindonderwijs meer zijn. Leerlingen moeten nog minstens heel even door. Wie intussen niet in aanmerking komt voor de theoretische stroom (de mavo van ooit), die landt er lager. Einddiploma’s zijn - voor wie op de laagste routes belandt – als vanouds, toen met niveaus A en B - tamelijk waardeloos, wat alle goedbedoelers daar ook fout aan weten. De markt bepaalt de waarde, niet het onderwijsveld. Ooit oordeelde Man-Vrouw Maatschappij vernietigend over de huishoudschool en geef ze eens ongelijk.
Hart-hoofd-handen is best wel meer dan de Cito-toets,
aar verdomd als de wereld anders selecteert en beloont.
Geselecteerd zijn de leerlingen dus al veel eerder op hun beheersing van de kernvakken van de basisschool: zij scoorden opmerkelijk zwak op de CITO-eindtoets, zo ze die al gemaakt hebben; de leerkracht wist vaak al genoeg, ook zonder die toets. Net als zijn - meestal haar - teamgenoten uit eerdere leerjaren: zij beoordeelden de leerling toen ook al alleen ‘op het eigen niveau’ als ‘bevredigend’. Dat niveau was toen al wel zwak. Dat menig leerkracht liever een andere wereld had, dat is vooral lief. Kortom: schools succes is lang niet voor ieder gelijk schoolsucces. Hart-hoofd-handen is best wel meer dan de Cito-toets, maar verdomd als de wereld anders selecteert en beloont. En die schoolse voorselectie gaat sluipend haar gang en start al vroeg. Ze eindigt keihard op de arbeidsmarkt.
Zet alle leerlingen die vooral onthielden dat zij ‘niet goed’ waren op de basisschool daarna bij elkaar, zet er de leerlingen bij ‘met een vlekje’ en zie wat voor klas je krijgt. Niet alleen in Nederland: het segregatiefenomeen lijkt universeel. Het worden daarna pubers die beginnen te bevroeden dat ze er al in de voorronden uitgewerkt zijn. De gevolgen: ze hebben een lage kans op een baan, hun later uurloon ligt ver beneden het gemiddelde, en er wacht meer toekomstsores. Het CBS maakt er tabellen en grafieken van (zie statline over gezondheid, armoede, levensverwachting, enz.). En die sores is - wonderbaarlijk genoeg - meestal een spiegel van de eigen sociale achtergrond, hun doorsnee sociale herkomst. ‘Reproductie’ noemen sociologen dat, onverlet de goedmoedigste bedoelingen in de onderwijswereld. Matthieu Matthijssen betitelde de werking van het stelsel in 1971 als ‘klasse-onderwijs’. Rijp voor een 50-jarige heruitgave, nu met steun van PISA, OESO en Wereldbank.
Een uiteindelijk ongeliefde restschool dus - grotendeels - met logischerwijze (en onoverkomelijk) een controversieel imago, waaruit de theoretische stroom (ouders, leerkrachten, leerlingen) dan ook liefst zou vertrekken. Het heeft gevolgen voor het veelal idealistische en gedreven personeel. Het is immers knap frustrerend als je doelen moet aanhouden die in de praktijk nauwelijks gehaald worden, als je moet werken met leerlingen die niet zelden van jou en jouw vak balen. Waar succes ondanks inzet uitblijft, blijven ook complimentjes uit, je krijgt vaak wel wat anders te verduren. Waar ook zwaar geëngageerde collega’s er soms de brui aan geven, daar stijgt het aantal uitgevallen uren, net als het aantal overspannen teamleden, teamleden zonder bevoegdheid, eeuwig open vacatures. Echte leerkansen voor leerlingen blijven nog weer vaker uit en ze hebben daar veelal vrede mee (het ‘golem’-effect), helaas. Kortom, kansarmen bij elkaar zetten is voor niemand goed. Maar ja, de overigen slaan niet zelden op de vlucht, het personeel vaak incluis.
Onderwijsland, zeker in Nederland, heeft er een handje van om akelige werkelijkheden niet waar te nemen dan wel door een roze bril te bezien, niet te willen benoemen, laat staan aan te pakken. Dus roept – aldus sinds jaren de anekdotes - ergens een wanhopige examencoördinator dat hij/zij cijfers wil horen voor een nooit aangeboden vak (en krijgt die dan ook of verzint ze noodgedwongen zelf), dus rapporteert collega X nooit te zijn toegekomen aan afname van enige toets (na mislukt klasmanagement) en dus oogst collega Y besmuikt gelach als hij/zij de behaalde cijfers opdreunt van leerlingen die de school lang geleden al verlieten, zo ze er al ooit waren, de administratie zoekt nog. Hoe vaak zoiets gebeurt? Of het in Maastricht net iets meer voorkwam dan elders? Eerlijk gezegd: geen idee, het gebeurt kennelijk wel en al lang en het gebeurt niet toevallig en het zou niet mogen. Het is geen broodje aap. En we brengen het liever niet in kaart, vooralsnog. Blijven we in de ontkenningsfase of zoeken we het nu uit?
‘Het weinige dat zij hebben
zal hen nog worden ontnomen’
Albert-Heijn deelt zijn winkels in naar koopkracht van het publiek en managet de hele range, van ingeperkt tot verrijkt productenpalet. Tot in de kwaliteit van hun eigen organisatie passen instellingen zich zo aan het publiek dat ze bedienen aan. Het overkoepelende schoolbestuur van de Maastrichtse scholen beheert veel kwalitatief hoogstaande scholen en bedient leerlingen ongeacht hun signatuur. Net als AH gaat ze over het hele palet, sterk en zwak tegelijk, voorspelbaar verdeeld en met een minstens lichte voorkeur voor het sterke. Intussen is er lage koopkracht hier, zijn er lage onderwijsresultaten daar en schoolsgewijs pakt dat uit als een samenspel, wordt dat een gesloten cirkel, kip en ei (het Pygmalion-effect).
‘Het weinige dat zij hebben zal hen nog worden ontnomen’ zei Mattheus 25:29 al en toen had hij het niet over de rijken. Weinig Limburgers zijn nog katholiek, relatief velen zijn arm, hun vertrouwen in de instellingen is niet groot, hun wantrouwen wordt stevig gevoed. Ik wed dat dat niet typisch Limburgs is. En dat vmbo-Maastricht dus staat voor veel meer, helaas. Noem het even tweedeling.
Natuurlijk verdienen alle kansarmen echt heel veel beter, liefst omdat we solidair met ze willen zijn en ook voor hun kansen garant wensen te staan. En wie dat niet aanspreekt: als je ze kansarm houdt worden ze verderop in hun leven (gemiddeld eindigt dat wel wat eerder) heel veel duurder. Ze betalen minder inkomstenbelasting en maken vaker gebruik van kostbare vangnetten of lopen her en der uit de rails. Dat alles valt maar heel gedeeltelijk te herleiden tot ontbrekend talent of ideaal. Gebrek aan ambitie? Vaak wel ja. Aantoonbaar slechtere ‘leerkansen’? Zeker en vast. Het is ‘institutionele discriminatie’ wat ze vooral opbreekt. Moge dat inzicht weer doorbreken, ook bij ‘de boven ons gestelden’. Kansrijk brengt intussen zijn schaapjes zelf wel op het droge.
Ziedaar de kapstok waaraan u dit drama kunt ophangen.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven