Kinderen op zwarte scholen scoren lager dan op witte scholen. Dat blijkt uit een overzicht van de Cito-groep. De Cito-toets werd dit jaar gemaakt door 167.000 leerlingen in de hoogste groep van het basisonderwijs. Op ruim 6400 scholen wordt de toets gebruikt bij de beslissing welk vervolgonderwijs het meest geschikt is voor een kind. De scores variëren van 501 tot 550. Dat de gemiddelde eindscore van dit jaar 0,2 punten hoger ligt dan in 2003, betekent volgens het Cito niet dat de kinderen slimmer zijn geworden. Dit jaar was het namelijk voor het eerst mogelijk om heel zwakke leerlingen een aparte toets te laten maken, de zogenaamde i-Niveautoets. Zo’n 1000 kinderen hebben daaraan meegedaan en hun resultaten zijn niet meegenomen in de eindscores.Dat is volgens het Cito waarschijnlijk de reden voor het minieme verschil. Uit het overzicht blijkt dat de verschillen tussen witte en zwarte scholen aanzienlijk zijn: hoe zwarter de school, hoe lager de score. De scholen met een vrijwel witte populatie komen gemiddeld uit op 538, de zwarte scholen op 528,2. De verschillen zijn de afgelopen jaren wel stabiel gebleven. De verschillen tussen jongens en meisjes nemen af naarmate de school zwarter is. In het algemeen scoren jongens beter op het onderdeel rekenen en bij het facultatieve onderdeel wereldoriëntatie, en hebben de meisjes gemiddeld meer vragen goed bij taal. Bij de studievaardigheden zijn de verschillen nihil. Opvallend is verder dat jongere kinderen beter scoren dan oudere leerlingen. Het gaat hier om ‘voorlijke’ leerlingen die een klas hebben overgeslagen, een kleine 3 procent van het totaal. Kinderen die een groep hebben overgedaan, scoren daarentegen lager dan de rest. De scores op de Cito-toets leveren overigens geen eenduidige aanwijzing voor een bepaald type vervolgonderwijs op. De toelatingseisen die middelbare scholen hanteren verschillen onderling van elkaar, zo blijkt uit onderzoek van dagblad Trouw.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven