Op het eerste gezicht lijkt het openbaar maken van de prestaties van scholen logisch en verstandig. De samenleving en met name ouders hebben er recht op te weten welke scholen goed functioneren en welke niet. Het is echter de vraag of de schoolcijferlijst van Jaap Dronkers de juiste manier is.
Voor het boek Het Alternatief - Weg met de afrekencultuur in het onderwijs schreef ik het hoofdstuk 'Zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen'. Daar ga ik, gedetailleerder dan ik hier kan, in op de vraag waarom scholenlijstjes onzin zijn en waarom methoden om de toegevoegde waarde van docenten en scholen te meten nog te onbetrouwbaar zijn om daarop beleid te baseren. Hier kort de belangrijkste punten.
Ranglijsten als deze maken van het onderwijs een wedstrijd met winners en losers. Maar goed onderwijs is niet simpel in één cijfer samen te vatten. Ik heb de Dronkerscijfers van een aantal willekeurige scholen over meerdere jaren bekeken. Die cijfers gaan soms wild op en neer, van een 6 naar een 3, een jaar later weer 5 en het volgende jaar een 7. Sprongen van vier punten zijn geen uitzondering. Het is niet waarschijnlijk dat de kwaliteit van een school in een jaar zo hard achteruit gaat en het volgende jaar weer net zo hard vooruit. Of zijn daar in een jaar massaal alle slechte docenten vervangen?
Vreemd genoeg gaan de cijfers van vmbo, havo en vwo op een school zelden gelijk op. Het ene jaar scoort de vmbo-afdeling een 8 en vwo een 4, het volgende jaar kan het weer andersom zijn. Dat kan alleen als die afdelingen geïsoleerde eilanden zijn op een school, maar in de werkelijkheid gaat het vaak om de zelfde docenten. Mijn conclusie is dat toeval en andere factoren, die niets met de onderwijskwaliteit te maken hebben, deze resultaten beïnvloeden.
Methoden als die van Dronkers om scholenranglijsten te maken zijn bepaald niet onomstreden. Met name in de VS, waar docenten en scholen al jarenlang worden afgerekend op hun 'toegevoegde waarde', liggen die methoden onder vuur. Niet alleen van de docenten die met ontslag bedreigd worden, maar de experts zelf die deze methoden ontwikkelen zeggen letterlijk dat de gebruikte modellen nog niet betrouwbaar genoeg zijn om de kwaliteit van scholen te bepalen.
Zo blijkt uit een vergelijkend onderzoek dat het berekenen van de toegevoegde waarde van een docent sterk afhankelijk is van het gebruikte model. 9 % Van de leraren, die door de ene methode als beste worden beoordeeld, worden door een andere, even redelijke methode tot de slechtste gerekend.
Een veelgehoorde kritiek op dit soort ranglijsten is dat de cijfers de sociaaleconomische status van de ouders weerspiegelt. Dat was al goed te zien bij de Cito-ranglijsten die RTL Nieuws vorige week publiceerde en waarvoor Dronkers ook verantwoordelijk is. Basisscholen in Amsterdam West bijvoorbeeld scoren gemiddeld 2 punten lager dan die in Amsterdam Oud-Zuid. Als het waar is, wat Dronkers zegt, dat er is gecorrigeerd voor sociale, economische en culturele achtergronden van de leerlingen, zouden er geen of heel kleine verschillen moeten zijn tussen verschillende stadswijken.
En ook nu zien we weer dat de vo-scholen in Amsterdam-Centrum en -Zuid veel beter scoren dan die in de buitenwijken. Het valt niet in te zien dat een categoraal gymnasium in Zuid, dat van Dronkers een 10 krijgt, veel betere docenten heeft dan een zwarte scholengemeenschap in West met 7 punten, of een in Oost met een 4. Een superdocent op die laatste school zal in zijn klas met leerlingen van 20 verschillende nationaliteiten, van wie de ouders vaak geen Nederlands spreken, minder bereiken dan een matige docent op een gymnasium in Oud-Zuid met een klas vol blanke kinderen van artsen en advocaten. Bovendien kan dat gymnasium de leerlingen aan de poort streng selecteren en moet de scholengemeenschap alle kinderen aannemen.
Het is ook vreemd dat het oordeel van Dronkers vaak afwijkt van dat van de Onderwijsinspectie, die naar de ontwikkeling over meerdere jaren en veel meer dan alleen examenresultaten kijkt. Scholen die een 2 of een 3 kregen blijken door de Inspectie soms veel positiever te worden beoordeeld. Dat relativeert meteen de waarde van dit soort ranglijstjes.
Tenslotte, de druk om hogere cijfers te scoren kan leiden tot teaching to the test, training van alleen datgene dat op het examen wordt gevraagd. Dat is maar een klein deel van wat kinderen moeten kunnen en weten om als zelfstandige en kritische volwassenen aan de samenleving deel te nemen. We zien dat terug in de reactie van een schoolleider op de Volkskrant-site. 'De maatregelen komen het Daltononderwijs niet ten goede, maar de slagingspercentages liggen weer boven de 90 procent.' Met andere woorden, de school laat precies datgene varen wat hen bijzonder maakt en wat de kwaliteit van hun onderwijs zou moeten bepalen.
Voor het beoordelen en bewaken van de kwaliteit van scholen dragen we in Het Alternatief betere methoden aan. Daarin spelen intervisie en visitatie van scholen door leraren een belangrijke rol, net zoals dat bij beroepsgroepen als artsen, advocaten en notarissen geregeld is. Immers, leraren zijn beter dan welke buitenstaander ook in staat elkaars kwaliteit te beoordelen.
Tekst Dick van der Wateren, docent ECL Haarlem, en auteur van Zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen, In: René Kneyber en Jelmer Evers, red. Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! Amsterdam. Uitg. Boom.
Deze blog is ook gepubliceerd op www.OnderzoekOnderwijs.net
Kritiek van het goed prestererende Jan Tinbergen College op de Dronkerslijst.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven