Ingezonden brief: reactie op kritiek vve

Tekst Annemiek Veen & Paul Leseman
Gepubliceerd op 30-03-2017
Annemiek Veen & Paul Leseman - Op onderzoek naar de effectiviteit van vve is nogal wat aan te merken, stelde Geert Driessen vorige maand. Onderzoekers van pre-COOL weerleggen zijn kanttekeningen bij hun onderzoek.

In zijn artikel VVE: de ongemakkelijke waarheid (Didactief, maart 2017) uit Geert Driessen kritiek op het meest recente rapport uit het pre-COOL-onderzoek. Als uitvoerders van pre-COOL herkennen we ons niet in deze kritiek en reageren graag op de genoemde punten.

1. De doelgroepdefiniëring in het pre-COOL-onderzoek is te breed.

In pre-COOL hebben we zelf achtergrondkenmerken verzameld op basis waarvan we kinderen tot de vve-doelgroep hebben gerekend. Gemeentelijke criteria voor een vve-indicatie zijn hiervoor niet gebruikt, al zullen die in het algemeen niet veel afwijken van onze criteria. Er valt altijd te twisten over doelgroepdefinities, maar onze criteria – een laag opleidingsniveau van ouders, een andere thuistaal en een niet-westerse migratieachtergrond – zijn zinvol om groepen sociologisch af te bakenen en worden in het onderzoek naar onderwijsachterstanden sinds jaar en dag gebruikt. De gegevens van pre-COOL ondersteunen overigens de validiteit van deze criteria: kinderen die op basis hiervan tot de doelgroep worden gerekend, lopen bij de beginmeting inderdaad gemiddeld sterk achter in de ontwikkeling van kernvaardigheden. Wanneer we de criteria combineren om een hoog-risicodoelgroep te definiëren en deze groep vergelijken met een controlegroep zonder risicokenmerken, zien we de grootste gemiddelde inhaaleffecten.

2. Of een kind daadwerkelijk tot de vve-doelgroep behoort en vve heeft gevolgd is niet meegenomen.

We weten van elk kind in het cohort of het volgens onze eigen definities tot de doelgroep behoort, in welke groep het kind zat, welke scores deze groep had op observaties en zelfrapportages, en of de pedagogisch medewerkers van deze groep een vve-methode gebruikten.

Het rapport laat verder zien dat het overgrote deel van de kinderen die volgens onze criteria als doelgroepkinderen zijn bestempeld, in een groep zat waarvan de ondervraagde pedagogisch medewerkers aangaven dat de kinderen een vve-programma volgden. Er zijn ook kinderen in deze vve-groepen die niet tot de leidster met kinderendoelgroep behoren, maar dat zijn er relatief weinig. Verder bezoekt een deel van de doelgroepkinderen centra waar geen vve wordt aangeboden. Groepen die vve uitvoeren scoren beter op geobserveerde en gerapporteerde kenmerken waarvan aannemelijk is dat ze iets zeggen over educatieve kwaliteit dan groepen die dat niet doen. Verder zien we dat groepen met een groter aandeel doelgroepkinderen op deze kenmerken hoger scoren dan groepen met een kleiner aandeel. In de substeekproef van groepen die zeggen met vve te werken zijn de scores op deze kenmerken hoger naarmate het aandeel doelgroepkinderen groter is. Dit staat allemaal in ons rapport.

3. Pre-COOL laat niet zien hoe lang en intensief het kind vve heeft gevolgd.

Het pre-COOL onderzoek wordt, vanwege de complexiteit, in stappen uitgevoerd. Gegevens over deelnameperiode en -intensiteit zijn in pre-COOL wel verzameld, maar konden, zoals we in het rapport hebben vermeld, in deze analyses nog niet worden meegenomen. Deze komen in een volgende publicatie.

4. Op een totaal van vijftien analyses werd slechts één positief effect gerapporteerd.

We hebben alle uitkomsten gerapporteerd, positief en negatief. Samengevat zien we positieve effecten van het stimuleren en verrijken van fantasiespel, van het gebruik van een vve-methode en van de educatieve proceskwaliteit in voorschoolse instellingen op woordenschat, selectieve aandacht, speelwerkhouding en rekenen. Er zijn dus meerdere positieve effecten gevonden.
Tegelijkertijd kun je eigenlijk niet zeggen of ‘het vve-beleid’ effect heeft: je moet meer in detail kijken naar welke elementen meer of minder effectief zijn. Het gaat bij vve dus niet alleen om het al dan niet gebruiken van een methode, maar ook om meer of minder aandacht voor educatieve elementen. En precies daar zit de kracht van pre-COOL: we onderzoeken vve op detailniveau.

5. Politici en beleidsmakers hebben belang bij positieve resultaten.

Beleidsmakers volgen nooit zomaar onderzoeksresultaten, maar maken eigen afwegingen op grond van prioriteiten en vanuit de beleidscontext. Onze ervaring is dat het ministerie van OCW als opdrachtgever van pre-COOL ook bij ons onderzoek zo handelt.

Annemiek Veen en Paul Leseman.


Lees meer in Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen. Resultaten uit het pre-COOL cohortonderzoek. Rapportnr. 947 en 951, Kohnstamm Instituut, 2016.

Deze ingezonden brief verscheen in Didactief, april 2017.
 

Verder lezen

1 Voor- en vroegschoolse educatie (vve)

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent