Het gaat slecht met het leesniveau en de leesmotivatie van Nederlandse leerlingen. We hebben de afgelopen weken uit talloze media-berichten kunnen leren hoe dat komt: van de lessen op de pabo, van pabo-studenten en zittende leraren die niet willen lezen. En natuurlijk van methodes. Het item van Arjan Lubach over begrijpend lezen is in onderwijsland eindeloos gedeeld. Gelukkig gaan we er ook iets aan doen. De subsidiekraan voor de vele leesbevorderingsorganisaties in ons land is wijder opengedraaid en er is door een groot aantal samenwerkende organisaties een Leesoffensief gelanceerd met een bijhorend manifest. Een concreet actiepunt daaruit:
Alle (aanstaande) leraren (van po tot pabo) en onderwijsassistenten zijn voldoende toegerust om goed en motiverend leesonderwijs te geven; pedagogisch medewerkers weten hoe ze leesbevorderend moeten werken.
a. In het leesonderwijs staan leesplezier en leesvaardigheid centraal. Leraren laten met uitdagend onderwijs leerlingen ervaren dat lezen geen plicht of verplichting is, maar een recht dat kansen biedt en leuk en spannend is.
b. Het belang van (voor)lezen moet nog hoger op de agenda van pabo’s en lerarenopleidingen. Ze leiden de leraren van de toekomst op en die moeten van dat belang doordrongen zijn en weten hoe ze leerlingen warm kunnen krijgen voor lezen.
c. Leraren verbinden het bijbrengen van tekstbegrip aan betekenisvol onderwijs: lezen met als doel iets te weten te komen over onderwerpen.
d. Ontsluit en deel effectief gebleken lesideeën en -praktijken en betrek kinderen, jongeren en leraren nadrukkelijk bij plannen om het leesplezier te vergroten, bijvoorbeeld als ambassadeurs en rolmodellen.
e. Elke leraar bezit kennis van het (actuele) boekenaanbod voor kinderen en jongeren.
Prachtige doelen met een belangrijke rol voor het onderwijs! Maar het valt ons op dat in de hele discussie over lezen nooit de Kennisbasis Nederlands voor de pabo wordt genoemd waar iedere pabo-student verplicht op wordt getoetst.
De Kennisbasis werd ooit in het leven geroepen omdat er veel kritiek was op het kennisniveau van pabo-studenten. De hogescholen zelf hebben de inhoud bepaald, maar vanaf het begin is er tijdens alle 'meepraatmomenten' in het veld van van pabo-docenten veel kritiek geweest op de Kennisbasis en die is ook gebleven (zie ook deze blog uit 2012 en deze uit 2014). Een belangrijk kritiekpunt was dat de kennis die getoetst wordt grotendeels van algemene en feitelijke aard is en van studenten geen betere taalleraren maakt. Ook komt deze kennis in veel gevallen uit handboeken waarvan de inhoud niet wetenschappelijk onderbouwd is. Dat komt veel voor bij handboeken voor lerarenopleidingen (Scienceguide, 2017). Bovendien was er de angst voor een statische verzameling kennis die haaks staat op de onderzoekende houding die we van pabo-studenten vragen. Een pragmatisch punt van kritiek is erop gericht of het wel terecht is dat de kennisbasistoets voorwaarde is om te kunnen afstuderen. De toets kan vanaf het derde jaar tweejaarlijks gemaakt worden. Op basis van welke gronden belemmeren we het afstuderen als studenten de toets niet halen? En inderdaad, de kennisbasistoets heeft geleid tot zesde- en zevendejaarsstudenten die misschien de sterren van de hemel lezen, maar niet gediplomeerd kunnen worden.
De kennisbasistoets voor Nederlands is voor een deel gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen en voor een ander deel op 'hoe we het nu eenmaal doen in het taal en leesonderwijs'. De Kennisbasis en de toetsdoelen zijn te vinden op de site Tienvoorde leraar (klik hier voor de inhoud en hier voor de toetsdoelen (toetsgids). Wat je zou verwachten, zijn open doelen die kunnen meebewegen met wetenschappelijke ontwikkelingen (zie bijvoorbeeld de Kennisbasis Nederlands tweede graad). Maar bij de Kennisbasis Nederlands voor de pabo is dat niet het geval. Hoewel er in 2018 een herziening heeft plaatsgevonden, blijft het een logge vergaarbak met informatie die in veel gevallen niet onderbouwd is of waarvan de onderbouwing inmiddels weerlegd kan worden. Bovendien zijn de bij de Kennisbasis behorende toetsdoelen nauwelijks herzien. Logisch ook! Het zou een enorme operatie vergen om het toetsapparaat dat aan de Kennisbasis is gekoppeld, aan te passen.
Gezien de dalende leesmotivatie en leesvaardigheid, lijkt de Kennisbasis niet te zorgen voor betere taalleraren. In ieder geval is in de Kennisbasis geen sprake van de noodzakelijke impulsen die we tegenkomen in het Leesoffensief. Een voorbeeld: van de tachtig vragen van de toets gaan er drie over jeugdliteratuur. De bijbehorende toetsdoelen zijn de volgende:
Literaire genres
De deelnemer weet dat genres op verschillende manieren ingedeeld kunnen worden en kent de criteria die daarbij een rol spelen (op basis van thema, woord en beeld, doelstelling, vorm).
Versvorm en rijm
De deelnemer kent de termen ritme, rijm, eindrijm, gepaard rijm, omarmend rijm, gekruist rijm, gebroken rijm, beginrijm, vaste vormgeving en gedichten zonder rijm en herkent (dit in) verschillende versvormen (elfje, limerick, haiku, sonnet, rondeel, naamgedicht, sms-gedicht, nonsensgedicht, klankdicht, kwatrijn en copla).
Beoordelingscriteria jeugdliteratuur
De deelnemer kent de invalshoeken waarop jeugdliteratuur beoordeeld kan worden (literair, pedagogisch, ideologisch) en herkent deze benaderingen in praktijkvoorbeelden (boekbesprekingen).
Als we de informatie uit de eerste twee doelen belangrijk vinden, zou het meer voor de hand liggen dat daar op de havo en het vwo aandacht voor zou zijn dan op de pabo. Als het gaat om de toetsdoelen voor technisch en begrijpend lezen, dagen we iedere lezer van deze blog uit om die in de toetsgids te bekijken. Ze bevatten -om het maar even kort te zeggen- veel waar Arjan Lubach tegen ageert.
Op de pabo is maar een beperkt aantal uren beschikbaar voor het vak Nederlands, zeker nu er meer verkorte varianten komen voor zij-instromers. Pabo's gaan verschillend met de Kennisbasis om. Er zijn pabo's die hun hele curriculum erop afstemmen. Zij laten studenten voortoetsen doen om hen zo hoog mogelijk te laten scoren op de echte toets. Er zijn ook pabo's die meer ruimte nemen om andere dingen te doen in hun curriculum -zoals het implementeren van vrij lezen- met als risico dat er minder tijd is voor toetsvoorbereiding en dat hun studenten minder goed scoren op de toets. Bovendien brengen de kennisbasistoetsen onnodig veel druk met zich mee na de wettelijk verplichte toetsen in de wereldoriëntatievakken die al voor de poort worden afgenomen en de eveneens verplichte toetsen taal- en rekenvaardigheid in het eerste jaar. Een reactie van een pabo-student:
Persoonlijk vind ik dat er heel erg veel druk op de kennisbasistoetsen wordt gelegd. Hierdoor is er vanaf het eerste jaar al blinde paniek voor een toets die we pas vanaf het derde jaar mogen maken. Ik vind het heel belangrijk dat de kwaliteit van toekomstige leraren hoog is, maar ik heb het idee dat dit misschien op een andere manier kan worden getoetst.
Een ander probleem is dat studenten kennis moeten kunnen reproduceren waarvan de pabo-docent Nederlands moeilijk kan uitleggen waar ze die eigenlijk voor nodig hebben. Een docent:
Ik zeg altijd: jongens, je moet het vergelijken met het theorie-examen van je rijbewijs. Je weet het, maar dat zegt niet dat je het ook kunt. Ik kan niet met droge ogen tegen ze zeggen: mensen, leer die begrippen uit je hoofd en je wordt een goede leraar.
Behalve dat de Kennisbasis het pabo-curriculum Nederlands bepaalt, brengt de Kennisbasis nog een probleem met zich mee. Vanwege de toetsing laten pabo's doorgaans alleen handboeken aanschaffen die zich baseren op de Kennisbasis en daarom willen uitgevers alleen maar pabo-handboeken uitgeven waarin de Kennisbasis wordt overgeschreven. Dat betekent dat er in deze handboeken weinig tot geen vernieuwing kan optreden en dat ze inhoudelijk sterk op elkaar lijken. Het vreemde gevolg is dat boeken die wel aansturen op vernieuwing en verbetering van het taal- en leesonderwijs vooral gebruikt worden in post-hbo- en master-opleidingen, door zittende leraren en in de organisaties rondom het onderwijs. Daardoor ontstaat de situatie dat studenten op de pabo getoetst worden op kennis die in nascholingsopleidingen en door leesbevorderende instanties wordt weerlegd. Fijn voor de nascholingsopleidingen, maar niet voor de pabo.
De Kennisbasis Nederlands is met de beste bedoelingen gemaakt en herzien en bevat natuurlijk zeker ook begrippen die er voor het taalonderwijs toe doen. Toch is het verworden tot een log systeem van discutabele inhouden dat vernieuwing tegenhoudt en in ieder geval niet aansluit bij het Leesoffensief, al was het maar vanwege de grote investering in het toetsapparaat. We weten dat het in het onderwijs vele malen moeilijker is om iets te ‘uitplementeren’ dan te implementeren, maar het verstrekken van subsidies aan leesbevorderaars buiten het onderwijs terwijl de Kennisbasis Nederlands voor de pabo nog jaren blijft bestaan, is dweilen met de kraan open. Pabo-docenten die doorgaans heel graag zelf meer aandacht zouden willen geven aan lezen en leesmotivatie, zijn met handen en voeten gebonden. De oplossing? De Kennisbasis - parallel aan de ontwikkeling van curriculum.nu en de nieuwe kerndoelen - herschrijven en zorgen voor open doelen die wetenschappelijke ontwikkelingen kunnen volgen. Geen statische, maar een dynamische Kennisbasis. De toetsen screenen op kennis die er voor toekomstige leraren werkelijk toe doet. En in de tussentijd de kennisbasistoets voor de pabo een tijdje 'on hold' zetten, zodat iedere pabo tijd kan investeren om te lezen en over boeken te praten. Pas dan kan een leesoffensief werkelijk succesvol zijn.
Anneke Smits en Erna van Koeven zijn verbonden aan het Windesheim Lectoraat: Onderwijsinnovatie en ICT.
Dit artikel verscheen origineel hier op 20 oktober 2020.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven