Sinds een tijdje begeleid ik masterstudenten Pedagogiek, allemaal volwassen en werkzaam in het onderwijsveld, bij het maken van hun ‘meesterproef’, een afstudeeronderzoek met als kern een ‘pedagogisch thema’. Steeds opnieuw merk ik weer dat binnen de pedagogiek het kiezen van de juiste (onderzoeks)woorden een tour de force is, zeker daar waar het essentiële ‘pedagogische’ thema’s betreft. Taal, of beter nog, het vinden van de juíste taal, blijkt daarbij immer een hels karwei, zo niet een haast onontgonnen terrein.
Zo ook met betrekking tot de al-dan-niet pedagogisch te duiden term ‘eigenaarschap’. Tijdens een van de vorige onderzoeksbegeleidingsgesprekken kwam dit thema in diverse varianten – eigenaarschap, zelfverantwoordelijkheid, autonomie – aan de orde in relatie tot de vraag waar de studenten in hun onderzoek mee aan de slag wilden. Na een inleidende opmerking van een student in de trant van ‘Ik wil iets met eigenaarschap en het leerproces bij leerlingen’, ontstond rumoer, discussie en vooral veel verwarring rondom de vraag: wat bedoelen we eigenlijk precies met eigenaarschap?
Gaat ‘eigenaarschap’ over ‘zelfverantwoordelijkheid’, ‘zelfbepaling’, ‘zelfbeschikking’, ‘subjectificatie’ of misschien ‘autonomie’? Hebben we het dan over hetzelfde, of gaat het bij ieder begrip over iets anders? En waaraan wordt eigenaarschap eigenlijk gerelateerd? ‘Het’ leerproces? Maar wat is dan eigenlijk een leerproces en wat heeft het tot doel? Een ‘volwassen zelf’, een ‘gekwalificeerde’ leerling, een sociaal-emotioneel binnen onze maatschappij passend ik? Is een ‘leerproces’ eigenlijk überhaupt gerelateerd aan ‘onderwijs geven’, of zouden we ook dat verband nog onder de loep moeten nemen? En stel dat het bijvoorbeeld over eigenaarschap met betrekking tot het kwalificerende deel van onderwijs gaat, wie en hoe bepaalt iemand dan of een leerling eigenaarschap heeft ‘genomen’? Of is het niet iets wat je kunt nemen, is het meer iets dat je wil, mag, of misschien zelfs moet?
Lastige vragen zonder snelle antwoorden. Vragen die echter wel gesteld zouden moeten worden, zeker du moment dat je binnen onderwijs geconfronteerd wordt met (nieuwe) te nemen (pedagogische) routes, in het licht van bijvoorbeeld innovatie. Want wat is eigenlijk het achterliggende doel of de bedoeling van bijvoorbeeld de in te voeren ‘kindportfolio’s’ of de zojuist bedachte ‘persoonlijke ontwikkeluren’? Hoe kijken we dan naar ‘eigenaarschap’?
Het maakt namelijk nogal uit of je kijkt vanuit een meer ‘ontwikkelingspsychologisch’ perspectief of dat je kijkt vanuit de meer ‘socialiserende’ blik op onderwijs. In dat eerste geval zou je kunnen stellen dat kinderen, gekoppeld aan bepaalde leeftijden, ‘als vanzelf’ behoefte krijgen aan een bepaalde mate van autonomie. In het tweede geval gaat het er om kinderen vanuit een bepaalde verplichting te ‘leren’ verantwoordelijkheid voor taken en/of zichzelf te nemen. Of is de visie gericht op nog een andere vorm van ‘eigenaarschap’ en zijn persoonlijke ontwikkeluren, kindportfolio’s of andere eigenaarschap-gerelateerde curriculum elementen vooral bedoeld om kinderen te laten oefenen met hun eigen, persoonlijke ‘existentiële’ vrijheid?
Dit zijn mijns inziens belangrijke vragen om te stellen. Zeker omdat ‘het doel’ allereerst van invloed zal zijn op de door de leraar en de school te nemen (pedagogische) (curriculum) route, maar daarnaast ook omdat het ‘doel’ gevolgen heeft voor de manier waarop gekeken kan en moet worden naar het behaalde ‘resultaat’. Om het even wat meer plastisch in vraagvorm te stellen: Een kind dat in zijn ‘persoonlijke ontwikkeltijd’ besloten heeft om nergens aan te werken, maar er voor kiest om (lekker) een uur lang voor zich uit te staren, heeft dat kind ‘zelfverantwoordelijkheid’ of juist niet? Is hier sprake van ‘eigenaarschap’?
Even doorpraten met ‘mijn’ studenten over de vraag of binnen hun school het gesprek over dit soort eigenaarschap-achtige thema’s en vragen gevoerd wordt, leidt al snel tot het antwoord dat dit – in ieder geval op de betrokken scholen - niet het geval is. ‘In onze school is er niemand is die het eigenlijk echt weet’, en ‘ja, we hebben verantwoordelijkheid wel in onze missie staan, maar wat we er nou precies mee bedoelen?’
En ook al verdient de vaak intuïtief juiste aanpak van leraren en scholen vertrouwen, een licht verontrustend signaal is deze terugkoppeling door mijn studenten mogelijk wel. De vragen die het bij mij oproept zijn: hoe vaak gaan we op school écht in gesprek? Waar en wanneer nemen we de tijd om ons met elkaar te verdiepen in woorden en termen die in ons dagelijks spraakgebruik zo lijken te zijn ingeburgerd dat we van elkaar menen te weten wat we er mee bedoelen? En wat betekent ‘eigenaarschap’ eigenlijk voor jou? Als we als school ‘bewust en verantwoord’ pedagogisch handelen hoog in het vaandel hebben, als we als school ‘eigenaarschap’ over onze eigen aanpak en ons eigen curriculum willen nemen, zijn dit dan niet de eerste vragen die we ons zouden moeten stellen?
Lisette Bastiaansen doet promotieonderzoek naar de pedagogische betekenis van aandachtige betrokkenheid bij hoogleraar Gert Biesta.
1 Iedereen bij de les!
2 Niet moeten, maar willen
3 Sfeer in klas beter door eigen verantwoordelijkheid
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven