De oprichting van de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw is er het meest sprekende voorbeeld van: door deze opleidingen zou het onderwijs haar emanciperende taak beter gaan waarmaken.
De afgestudeerden van deze opleidingen zouden in staat zijn om gedifferentieerd onderwijs te verzorgen zodat alle kinderen aan hun trekken zouden komen en zich zo goed mogelijk zouden kunnen ontwikkelen. Ze zouden helpen bij het realiseren van een beter geïntegreerd onderwijsaanbod doordat ze voor twee vakken bevoegd zouden zijn.
Maatschappij veranderen
De gedachte was dat, wanneer we zorgen dat de startende leraren het anders geleerd hebben en het daardoor beter gaan doen, het goed zou komen met het onderwijs. We zouden een gideonsbende de scholen insturen die niet alleen de school, maar ook de maatschappij zou verbeteren. Zo was het ook bij vele andere onderwijsvernieuwingen, zoals het invoeren van het studiehuis, allerlei vakvernieuwing, en het bevorderen van onderzoek door leraren aan de eigen praktijk.
Zo'n gideonsbende creëren door de nieuwe lerarenopleiding bleek helaas vrijwel iedereen ongelukkig te maken: ervaren leraren die zich terecht gekleineerd voelden, startende leraren die niet waar konden maken wat van hen verwacht werd en beleidsmakers die weer een innovatie zagen mislukken.
De nieuwe leraren kwamen terecht in een omgeving waar ze niet op die nieuwlichterij zaten te wachten. Wanneer de nieuwlichters zich niet aanpasten aan de praktijk, liep het slecht met ze af. Niet dat de praktijk de jonge leraren tot iets dwingt, maar het blijkt gewoon heel lastig de ideeën vanuit de opleiding in de praktijk te brengen.
Denken over geschiedenis
Een ander voorbeeld is het inleiden van leerlingen in het denken over geschiedenis als een interpretatie van wat er gebeurd is in plaats van als een feit*. Het begeleiden van leerlingen bij het verwerven van dit inzicht en de bijbehorende hogere-orde-denkvaardigheden vraagt van de leraren niet alleen een breed didactisch repertoire. Ze moeten ook in staat zijn om te gaan met de emotie die dit bij leerlingen kan oproepen, wanneer het bijvoorbeeld over de holocaust gaat, en dat doet een groot beroep op hun interpersoonlijke vaardigheden. Het vraagt ook voldoende vakinhoudelijke kennis zodat de leraar voorbeelden kan geven van concurrerende interpretaties voor historische gebeurtenissen. Wanneer het ervaren leraren al niet gemakkelijk lukt om leerlingen in deze denkwereld in te leiden, dan moeten we dat van beginners al helemaal niet verwachten.
Wanneer leraren, of ze nu beginner of ervaren zijn, iets nieuws proberen in de klas, dan is de kans dat het niet meteen helemaal goed gaat groot. Bij ervaren leraren met een goede relatie met hun klas is dat niet zo'n probleem; de leerlingen geven bij een mislukking de leraar nog wel een tweede kans. Bij beginners, die het krediet bij de leerlingen nog moeten verdienen, is er een groot risico wanneer ze iets nieuws proberen. Ze kunnen gemakkelijk de goodwill van hun leerlingen verspelen en zo in ernstige problemen komen. Hen opzadelen met de opdracht het onderwijs te verbeteren, terwijl hun ervaren collega's daarmee al grote moeite hebben, is daarom haast onethisch. Immers, het kan ertoe leiden dat het misgaat, dat leerlingen hen afstraffen en dat ze leren van die ene mislukking om het nooit opnieuw te proberen.
Te grote druk op beginnende leraar
Terug naar het begin: bij elk maatschappelijk probleem, van pesten en discriminatie tot het behoud van de hulpbronnen op onze aarde, is er wel een politicus die oppert dat we moeten zorgen dat leraren anders opgeleid worden zodat het probleem door het onderwijs kan worden opgelost. Nog afgezien van de lange doorlooptijd die een verandering via de lerarenopleiding kost, legt zo'n aanpak een te grote druk op de beginnende leraren. Het geeft een grote kans op mislukking door het ontbreken van de benodigde vaardigheden en heeft, als het al slaagt, weinig impact door het geringe aantal beginnende leraren.
Kortom, de invloed van de lerarenopleiding op het onderwijs wordt schromelijk overschat. Voor onderwijsverandering begin je beter bij de zittende dan bij de aanstaande leraren.
* Met dank aan Bjorn Wansink voor dit voorbeeld.
Theo Wubbels is emeritus hoogleraar Onderwijswetenschappen.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven