De kunst en kunde van het balanceren

Tekst Jan van den Akker
Gepubliceerd op 23-05-2014
Jan van den Akker - Afgelopen week verscheen het advies Een eigentijds curriculum van de Onderwijsraad. Als 'curriculuralist' ben ik natuurlijk blij met alle extra aandacht voor de doelen en inhouden van het onderwijs. Vormdiscussies hebben immers ons onderwijs al decennia lang te veel gefrustreerd.

Ook is het makkelijk de teneur van het advies van harte te onderschrijven: neem eens twee passen terug uit de waan van de dag en probeer met enige verbeelding naar de toekomst te kijken om vandaaruit terug te redeneren hoe het huidige curriculum eigentijdser kan worden. Twee boodschappen van de Onderwijsraad daarbij: stimuleer curriculumvernieuwing van onderop en streef naar een brede discussie over de maatschappelijke opdracht aan het onderwijs. Ook graag mee eens.

Maar het advies roept ook de nodige uitdagingen op.

De eerste: wil een breed debat zinvol zijn, dan dienen er goede onderleggers te zijn. Discussies over de kwaliteit van het onderwijs hebben de neiging alle kanten uit te vliegen. Een vruchtbare curriculumdiscussie is gebaat bij heldere begrippen, bijvoorbeeld als het gaat over de diverse functies van onderwijs. Anders zijn de eindeloze claims on aims niet meer te duiden en te prioriteren. Ook nodig is systematische informatie over de huidige stand van zaken (met name een vergelijking tussen het beoogde, uitgevoerde en bereikte curriculum). Zonder dat wordt een debat over principes en waarden onnodig vervuild door onwetendheid en desinformatie.

De tweede: de formulering van de maatschappelijke opdracht aan de scholen verdient inderdaad een brede participatie door een gevarieerd gezelschap, zowel vanuit de onderwijsprovincie maar zeker van daarbuiten. De waartoe-vraag van het onderwijzen en leren is voor iedereen in de samenleving van belang. Daarna zou de samenleving er op moeten kunnen vertrouwen dat de wat- en hoe-vragen (leerinhouden resp. didactiek) adequaat beantwoord worden door de professionele onderwijspraktijk (leraren en scholen, met steun van educatieve infrastructuur).

De derde: in Nederland zit niemand te wachten op een dichtgetimmerd nationaal curriculum. Velen prefereren een mengvorm van bescheiden regelgeving met ruime autonomie voor eigen inhoudelijke schoolkeuzes. Maar het wordt nog een hele uitzoekerij om tot overeenstemming te komen wat we wel als verplichtende kern voor (vrijwel) iedereen willen betitelen. Ook blijken veel leraren voor de invulling van hun autonomie graag veel concretisering aangereikt te krijgen. Maar hoeveel concretisering van leerplankaders is daartoe effectief, zonder de speelruimte te beknotten? Waarschijnlijk kansrijk: veel goede voorbeelden delen, zonder voor te schrijven, en zeker zonder een afrekencultuur.

De vierde: scholen in positie brengen om curriculumvernieuwing te realiseren zal nog grote inspanningen vergen. Duurzame curriculumverbetering is inderdaad gebaat bij inbreng van vele zijden. Voorop staat dat leerlingen pas iets zullen merken van pogingen tot curriculumverbering als hun leraren en school daar zelf handen en voeten aan geven. Op Nederlandse scholen is expliciete aandacht voor het curriculum momenteel nog een schaars goed. Daar zijn allerlei aannemelijke verklaringen voor, maar dat betekent wel dat er veel curriculaire deskundigheidsbevordering zal moeten plaatsvinden. En dat dan niet als een eenmalige operatie maar als een continue activiteit.

De vijfde uitdaging tenslotte: de spanning tussen dynamiek en stabiliteit. Oproepen tot innovatie worden vaak afgewisseld met smeekbeden om rust in een opgejaagde praktijk. Beide zijn begrijpelijk. En een combinatie is verkieslijk. Maar hoe daarin te balanceren? Een verwarrend signaal lijkt me de suggestie van de Onderwijsraad tot een op te richten, permanent College voor het Curriculum. Dat roept beelden op van te frequente nieuwe boodschappen. Een meer periodieke herijking (om de 5-10 jaar) van uitgangspunten en hoofdlijnen lijkt me ruim voldoende. En laat ondertussen ieder zijn werk doen.

Wenselijk bij dat alles: veel passie, maar ook een koel hoofd, kennis van zaken en een constructieve houding. Helaas lang niet altijd gebruikelijk in het onderwijsdebat. Rond dit thema komende tijd hopelijk minder schoten uit de heup en zwartepieten. De balans zoeken klinkt, ik geef het toe, wat minder spectaculair, maar brengt ons uiteindelijk verder.

Tekst Jan van den Akker, directeur SLO Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent