Maar waar komt het vandaan? Van Follow The Money. Deze journalistieke website publiceerde vorige maand een behoorlijk evenwichtig artikel over de financiële situatie in het onderwijs, alleen de titel is niet al te subtiel: ‘8 miljard aan onderwijsgeld belandt niet in de klas, maar bij schoolbesturen op de bank’. De nieuwssite van NOS nam deze boodschap dankbaar over en sindsdien leidt de acht miljard een eigen leven.
Maar klopt het? Niet op deze manier.
Inderdaad is het zo dat de schoolorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs samen over 7,92 miljard euro aan liquide middelen beschikken. Bijna de helft daarvan (3,78 miljard) bestaat uit kortlopende schulden, die moeten binnen maximaal een jaar voldaan worden. De helft van het resterende bedrag (2,07 miljard) bestaat uit voorzieningen: middelen die je bijvoorbeeld nodig hebt om de gebouwen te onderhouden.
Dus die acht miljard ligt niet te verstoffen. Eigenlijk is maar zo’n twee miljard euro vrij te besteden. En ja, dat is natuurlijk nog steeds een enorm bedrag.
Dat dat zoveel is heeft te maken met het feit dat er veel zogenaamde bovenmatige reserves zijn. Ze zijn bovendien gegroeid de afgelopen jaren.
Het komt onder meer omdat veel schoolbesturen behoedzaam begroten. Behoedzaamheid die voor een belangrijk deel verklaard kan worden uit de manier waarop de politiek en de overheid de afgelopen financieel beleid hebben gevoerd.
Meest in het oog springt de ‘subsidieconfetti’. In vijf jaar tijd is – in het primair onderwijs alleen – de hoogte van doelsubsidies verachtvoudigd. Inderdaad: acht keer zoveel, van 88 miljoen in 2019 naar zo’n 700 miljoen in 2024. Met zoveel losse subsidies is het vrijwel onmogelijk om stabiel financieel beleid te voeren. Het helpt ook niet om medewerkers een vaste aanstelling te geven.
Het komt regelmatig voor dat die extra eenmalige bedragen pas aan het eind van het jaar worden uitgekeerd. Dat maakt het nog moeilijker om bovenmatige reserves te voorkomen. Het nu demissionaire kabinet heeft structureel geld beschikbaar gesteld – heel mooi! – maar er vervolgens voor gekozen om dat beschikbaar te stellen via allemaal kortlopende subsidies, bijvoorbeeld voor basisvaardigheden of kansengelijkheid. Net daarvoor had je het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), een eenmalige smak geld die niet verstouwen bleek voor veel scholen, bijvoorbeeld omdat er niet zoveel tijdelijk personeel te vinden is. De kans om het NPO feitelijk structureel te maken – een roep die breed uit de sector kwam – heeft Rutte IV helaas onbenut gelaten.
Er is nog veel meer over te zeggen. Bijvoorbeeld dat er grote verschillen zijn tussen schoolorganisaties. Dat grotere schoolorganisaties over het algemeen minder bovenmatige reserves hebben dan kleinere organisaties. Dat recente wijzigingen in de regelgeving veel invloed hebben op de hoogte van de reserves. Onze recent gepubliceerde sectorrapportage vertelt hier veel over, ik raad ‘m graag aan.
Bovenmatige reserves en geld op de plank zijn ongewenst en we willen daar heel graag wat aan doen, maar daarvoor moeten we ook een beroep op de politiek doen. Niet om in te grijpen in de reserves zelf. Waar we behoefte aan hebben is structurele, voorspelbare, stabiele en ruimhartige financiering.
Misschien wat minder spannend voor Op1, maar hard nodig om te werken aan goed onderwijs voor alle kinderen.
Freddy Weima is voorzitter van de PO-raad.
Deze column werd eerder op de website van de PO-raad geplaatst.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven