Aan de vanzelfsprekendheid voorbij

Tekst Elise Schouten en Dolf van den Berg
Gepubliceerd op 11-07-2019
Emeritus hoogleraar Dolf van den Berg Onderwijskunde (Radboud Universiteit) pleit al jaren voor het loslaten van het leerstofjaarklassensysteem. We moeten toe naar ‘ontwikkelingsgericht onderwijs’.

Tijdens een lezing op het VO-congres in Nieuwegein dit voorjaar zat de zaal bomvol. Terwijl je een speld kon horen vallen, nam Van den Berg de toehoorders mee in een gedachtegang die hij tevens heeft vastgelegd in zijn manifest ‘Naar Onderwijs in blauw’. Daarmee refereert hij aan Der Blaue Reiter, een groep kunstenaars die begin twintigste eeuw de tradities van de schilderkunst overboord gooide. Blauw is volgens voortrekker Wassily Kandinsky de kleur van de ‘Zukunftshoffnung’, van de hoop en van het verlangen naar verandering. ‘Het vraagt veel moed om te breken met praktijken die we vanzelfsprekend zijn gaan vinden,’ schreef Kandinsky destijds. ‘Dat gaat gepaard met pijn en moeite en vraagt om een fundamenteel anders denken en handelen.’

Van den Berg heeft de toon gezet: het gaat bij ontwikkelingsgericht onderwijs om een zeer ingrijpende innovatie die raakt aan de kern van het onderwijs en die anders denken en handelen vereist van iedereen die in het onderwijs werkzaam is. Van den Berg: ‘In 1806 is klassikaal onderwijs ingevoerd en nog steeds hebben we het leerstofjaarklassensysteem. Er zijn de afgelopen eeuwen in de rand wel wat veranderingen doorgevoerd, maar in de kern is het onderwijs niet veranderd.’ Het is volgens Van den Berg dan ook hoog tijd om radicaal met de bestaande praktijk, of zoals hij het noemt ‘met de huidige onderwijsgrammatica’ te breken. Waarom? ‘Deze onderwijsgrammatica gaat uit van het gelijkheidsideaal, terwijl leerlingen niet gelijk zijn, niet gelijk leven en niet gelijk leren. We negeren de verscheidenheid en standaardiseren alles: de leerstof, de benadering, de toetsing, de lesduur… Dat leidt tot een meetcultuur, waarin we leerlingen in drie groepen verdelen: lage presteerders, gemiddeld presteerders en hoge presteerders. Dat doet geen enkele leerling recht en het leidt bovendien tot uitsluiting.’

 

Verscheidenheid en dialoog

Van den Berg behandelt uitgebreid de term ‘gepersonaliseerd onderwijs’ die tegenwoordig te pas en te onpas wordt gebruikt. Er is teveel aandacht voor, zegt hij, zeker als de term uitsluitend wordt ingevuld vanuit het individu: het is niet goed om een leerling regisseur en vormgever van zijn eigen leerproces te laten zijn. Hoogleraar pedagogiek in Amsterdam Philip Kohnstamm schreef al in 1959 dat het gezichtspunt van de ander niet verwaarloosd mag worden in onderwijs (Ph. Kohnstamm, Persoonlijkheid in wording. Haarlem: H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V.). Hij kende grote betekenis toe aan de persoon als subject, aan de uniciteit van elke persoon, maar wel in de context van een gemeenschap van normen, waarden en referentiekaders. Het ging hem om de ‘ik-jij’ verhouding. Met name in Duitse pedagogiekliteratuur wordt dit onderschreven. Van den Berg citeert Winfried Böhm die aandacht vraagt voor een pedagogiek uitgaande van de persoon, maar in dialoog met de ander (W. Böhm (2011). Theorie und Praxis. Eine Einführung in das pädagogische Grundproblem. Würzburg: Königshausen & Neumann.). Van den Berg zelf noemt het dialogische autonomie.

De basisvraag die we tegenwoordig in het onderwijs zouden moeten stellen, is volgens Van den Berg: wat heeft deze leerling in deze situatie op dit moment, in deze ontwikkelingsfase nodig en hoe kunnen we deze leerling daarbij als begeleiders helpen? Als we het onderwijs op basis van deze vraag inrichten, is er sprake van ontwikkelingsgericht onderwijs. ‘Dat is geen individueel onderwijs en ook geen gepersonaliseerd onderwijs,’ benadrukt Van den Berg. ‘Want daarbij staat het ‘ik’ centraal, terwijl het bij ontwikkelingsgericht onderwijs draait om de relatie ik-jij. Er staan in ontwikkelingsgericht onderwijs twee begrippen centraal: verscheidenheid en dialoog.’

 

‘Ik adviseer om zitten blijven bij wet te verbieden.
Het kost nu 500 miljoen per jaar,
laten we dat geld in het onderwijs stoppen’

 

 

Overboord

Om duidelijk te maken wat ontwikkelingsgericht onderwijs inhoudt, benoemt Van den Berg veel vanzelfsprekendheden die daar juist niet bij horen, die dus overboord moeten. Zo zijn er geen jaarklassen, geen jaarlagen en geen aparte klasjes voor speciale groepen zoals hoogbegaafden of leerlingen met autisme. Zitten blijven bestaat niet (‘Ik adviseer om dat bij wet te verbieden. Het kost nu 500 miljoen per jaar, laten we dat geld in het onderwijs stoppen’) en ook convergente en divergente differentiatie, het directe instructiemodel en leerlinggestuurd onderwijs behoren tot het verleden. Er is geen sprake meer van basisstof, herhalingsstof en verrijkingsstof en geen leraar neemt nog kwalificaties zoals ‘sterk’, ‘zwak’, ‘hoogbegaafd’, ‘zwakbegaafd’ of ‘achterstand’ in de mond. Want leerlingen worden niet vergeleken met een ander of met de gemiddelde norm, maar alleen met zichzelf.

Nu wordt op de meeste scholen hoge presteerders verrijkingsstof (ook wel plusstof genoemd) en lage presteerders herhalingsstof gegeven. Dit is in veel lesmethoden ook zo vastgelegd (de uitgevers bevestigen daarmee het traditionele onderwijs). Bij meer ontwikkelingsgericht onderwijs krijgen de eerste versnellingsstof aangeboden waarbij ze de grenzen van de jaarklas mogen overschrijden. De lage presteerders hebben veel meer aan gerichte feedback op het bereiken van hun doelen dan aan herhalen. Dit wordt didactische coaching genoemd.

‘Het onderwijs wordt bepaald door de kennis, behoeften, de motivatie, het tempo en de ontwikkelingspatronen van elke leerling,’ zegt Van den Berg. ‘Leerlingen volgen hun eigen leerroutes, individueel of in groepjes, en de zone van de naaste ontwikkeling is leidend. De horizontale benadering van de jaarlagen is vervangen door een verticale benadering van persoonlijke leerroutes, zonder klassen en zonder jaarlagen.’

 

Persoonlijke brieven

De rol van de leraar als begeleider is essentieel. In de woorden van Van den Berg: ‘Het onderwijs is wat leraren ervan maken. De leraar zet zijn persoonlijkheid in. Hij staat niet “voor de klas”, maar hij is “in het onderwijs”. De leraar stelt zichzelf ter beschikking, zijn persoonlijkheid is beschikbaar. Zo begeleidt de leraar elke leerling bij zijn of haar ontwikkelingsproces. Dat is ontwikkelingsgericht werken in dialoog. Dit is een zeer ingrijpende verandering, omdat het gaat om een identiteitsverandering: leraren moeten anders kijken naar leerlingen.’ En als het aan Van den Berg ligt zaken ook meer in eigen hand houden in plaats van leerlingen buiten de school in groepen of klasjes op te (laten) vangen: zie de plusklassen voor begaafde leerlingen, de klusklassen voor de zwakkeren, gezinsklassen, de tienerschool voor 10-14 jarigen, klasjes voor autisten, of voor leerlingen met dyslexie. ‘Waarom worden die leerlingen niet op school opgevangen?’ vraagt Van den Berg retorisch. ‘We zeggen te streven naar inclusief onderwijs, maar het gaat in deze gevallen juist om vormen van niet-inclusieve interventies. Passend Onderwijs is een goed idee, maar het staat haaks op de traditionele leerstofjaarklas. We kunnen niet goed omgaan met de problematiek van passend onderwijs, omdat onze onderwijsgrammatica vooral gebaseerd is op de “gemiddelde” hoofdstroom van leerlingen. Afwijkingen hiervan worden eigenlijk niet getolereerd.’

Passend onderwijs is wel mogelijk als we afwisselend homogeen en heterogeen groeperen. In het modulair onderwijs vooral homogeen, in themagebonden leergebieden vooral heterogeen en ook in de basisgroepen heterogeen. En dat kan: al in 1964 zijn de voordelen van heterogeen groeperen in een groot metareview-onderzoek aangetoond.

 

In de praktijk

De ideeën van Van den Berg worden doorontwikkeld door Marjo van IJzendoorn, die samen met een team van docenten en met Van den Berg als adviseur, een ontwikkelingsgerichte school aan het opzetten is. IJzendoorn vertelt hoe ze docenten vanaf de start bij het traject heeft betrokken. ‘We hebben in het begin aan de docenten gevraagd om aan de hand van vragen in een persoonlijke brief te beschrijven hoe de school er volgens hen in 2020 uit moet zien en wat hij of zij daar zelf aan wil bijdragen. Op basis van deze brieven hebben we een missie en vijf onderwijs-pedagogische uitgangspunten geformuleerd. Die zijn het fundament van het onderwijsconcept dat we vervolgens hebben ontwikkeld. Wat heel belangrijk is geweest in dat proces, is dat we steeds feedbackrapportages hebben gemaakt.’

Er zijn onderwijs-pedagogische uitgangspunten geformuleerd:

  • Elke leerling is verschillend.

  • We gaan uit van wat de leerling nodig heeft.

  • Leerlingen ontwikkelen eigenaarschap en leren verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen ontwikkeling.

  • Leerlingen kunnen werken op hun niveau en in hun tempo.

  • We bieden leerlingen keuzemogelijkheden en maatwerk.

 

Op basis van deze uitgangspunten is er een onderwijsconcept ontwikkeld waarin persoonsgericht en dialogaal onderwijs centraal staan. Concreet betekent dit onder meer dat er is gekozen voor modulair onderwijs, individuele leerroutes, werken in domeinen, dus met vakoverstijgende thema’s, basisgroepen en een 1-2 jarige brugklas. De docent vervult als expert de rollen van kennisdrager, mentor en coach. Maar hij of zij bepaalt wel op welk moment een leerling de lat hoger of lager moet leggen.

Dit alles in de praktijk gestalte geven heeft behoorlijk wat voeten in de aarde, vertelt IJzendoorn. ‘Het is bijvoorbeeld best lastig om modulair onderwijs te ontwikkelen. Je moet heel goed nadenken over doorlopende leerlijnen en de leerdoelen. En vakoverstijgende thema’s ontwikkelen gaat bij de exacte vakken vrij soepel, maar verloopt bij de talen en de zaakvakken, een stuk moeizamer. Het is niet eenvoudig om de leerstof goed te ordenen.’ Het vergt veel samenwerken van docenten. Bij de exacte vakken lukt het heel goed, bij de talen was het al uitdagender en bij de zaakvakken kwam men er nog niet uit.

Maar IJzendoorn heeft er alle vertrouwen in dat het gaat lukken om het nieuwe onderwijsconcept op korte termijn daadwerkelijk in te voeren. ‘We zijn al een heel eind op weg. Binnenkort gaat de proeftuin van start en in 2021 moet de school “staan”.’ Van den Berg is de eerste die er dan bij zal zijn.

 

Naar onderwijs in blauw, aan de vanzelfsprekendheden voorbij. (Uitgeverij Gompel&Svacina, Oud Turnhout, 2019).

 
Verder lezen

1 Schaf leerstofjaarklas af
2 School als sociale constructie
3 Weg met het jaargroepensysteem
4 Met andere ogen naar onderwijs kijken

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent