Taaltucht

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 03-03-2020
Eind jaren dertig van de vorige eeuw zwelt de kritiek op het moedertaalonderwijs flink aan. Volgens de vereniging van taaldocenten is er van alles mis op de Nederlandse middelbare scholen.

De gebruikelijk ‘vrije’ methode, die sterk uitgaat van de belevingswereld van leerlingen en weinig aandacht besteedt aan de gecanoniseerde literatuur, leidt volgens hen tot een gebrekkige taalbeheersing onder jongeren en uiteindelijk ook tot onvoldoende literaire kennis bij ontwikkelde Nederlanders. In hun eigen blad Levende Talen zijn de klachten over het ‘chaotische’ vak Nederlands niet van de lucht.
Een van de belangrijkste critici is W. van den Ent, inspecteur van het middelbaar onderwijs en redactiesecretaris van het blad. Hij pleit in 1936 voor een reglementering van het vak Nederlands en wil dat het onderwijs in didactiek van het moedertaalonderwijs in handen gelegd wordt van academische docenten. Universiteiten moeten volgens hem meer zorg dragen voor de ‘voorbereiding tot het leraarsambt’.

Vijf jaar later krijgt hij de kans om zijn spraakmakende ideeën uit te werken in een officieel overheidsrapport. Alleen de opdrachtgever en het tijdstip zijn op zijn minst wat ongelukkig te noemen. Nauwelijks negen maanden na het begin van de Duitse bezetting komt de opdracht voor een commissie tot verbetering van het moedertaalonderwijs vanuit het geheel nieuwe Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming in Den Haag. Opdrachtgever is de door de nazi’s benoemde pro-Duitse secretaris-generaal J. van Dam, hoogleraar Duits aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Naast Van den Ent als voorzitter nemen acht gerenommeerde neerlandici zitting in de commissie, maar ook de Leidse hoogleraar in de Oud-Germaanse taal- en letterkunde en een bekende nationaalsocialistische pennenvoerder, J. de Vries, wordt benoemd. De installatie vindt plaats in de maand van de Februaristaking en het rapport wordt opgeleverd wanneer de eerste executies plaatsvinden.

Deze omstandigheden hebben de interpretatie van de resultaten vaak negatief gekleurd. Toch zijn de bevindingen kenmerkend voor het algehele gevoel onder deskundigen in die tijd. Het leerlinggerichte en weinig gereglementeerde karakter van de bestaande praktijk krijgt er flink van langs. Het leidt er alleen maar toe dat de Nederlander zich aan algemene normen weinig gelegen laat liggen. Het versterkt volgens de opstellers van het rapport te veel onze volksaard om onverschillig te zijn over de vorm van het taalgebruik. Nederlanders zijn niet geneigd om ‘aan woord en gebaar een verzorgde uitdrukkingsvorm te geven’. Het bedroevende niveau van taalbeheersing van middelbare scholieren zou ook kunnen komen door ‘het huidige geestelijke leven, dat zich kenmerkt door overhaasting, vluchtigheid, gebrek aan concentratie’. Leerlingen worden te veel afgeleid door de radio, bezoek aan bioscopen, gezellige avonden, ‘danspartijen’ en zelfs sport. Ook ‘zachtaardige opvoeders’ krijgen een veeg uit de pan. Volgens de ‘staatscommissie’ ligt de meeste schuld echter bij de kindgerichte hervormers met hun ‘nieuwe taalinzichten’, die te veel uitgaan van slimme leerlingen. Daardoor dreigt onder de ‘middelmatigen een tekort aan tucht en leiding’.

Met de laatste vaststelling komt de commissie gemakkelijk uit op haar belangrijkste remedie: het gezag van de moedertaaldocent moet hersteld worden. Deze moet weer leidinggeven aan de leerling en ‘taaltucht uitoefenen’. In haar conclusies stelt de commissie dan ook vast: ‘Zo is het getij thans gunstiger dan een kwarteeuw geleden voor straffe taaltucht en scherp getrokken normen.’ Daarom komt de commissie met meer voorschriften voor de verschillende vakonderdelen.
De beroemde pedagoog Martinus Langeveld is heel kritisch over het rapport en noemt de opstellers ‘toevalsdidactici zonder theoretisch-pedagogische fundering’. Toch worden de conclusies van het rapport verplichte kost op de lerarenopleidingen, tot een nieuwe generatie onderwijsvernieuwers zich aandient, die zich weer keert tegen de in hun ogen te veel leerstofgerichte onderwijsvisie.

 

Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde. Bekijk alle korte docu’s van Wandelen met Sjoerd Karsten op didactiefonline.nl/video.

Dit artikel verscheen in Didactief, maart 2020.

Verder lezen

1 Sjoerd Karsten

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent